Vanmorgen wakker geworden met een zeurderige hoofdpijn. Een kater, besefte ik meteen. ‘Pleun een kater? Hoe is dat nou mogelijk?’, zullen de lezers zich misschien afvragen. Wel zo moeilijk is dat niet, het is gewoon een kwestie van meer alcoholische versnaperingen nuttigen dan je gestel gewend is. Ik had met N., het meisje in Rotterdam dat me nogal tof vindt, afgesproken om na het werk wat te gaan drinken. De vorige keer, een maand geleden, was dat goed bevallen. N. is een aardig meisje met het hart op de juiste plaats. Overdag zat ik bij het Loket in Leiden en zij had avondspreekuur in Rotterdam. Ik had geen zin om gelijk naar m’n voormalige werkplek aan het Weena te gaan en besloot eerst wat rond te hangen in Rotterdam. Dat is op vrijdagavond een belevenis op zich, het wemelt dan in het centrum van de allochtone jongeren en politie die een oogje in het zeil houdt. Veel mensen vinden de sfeer intimiderend, ik niet. Al die opgeschoten Marokkaanse knaapjes hoeven van mij niet, maar de schoonheid van hun vrouwelijke tegenhangers blijft me verbazen. Het is bijna een kwelling moet ik bekennen.
Maar goed, ik was dus aan het rondhangen in Rotterdam. Nou ja, rondhangen, van het Centraal Station liep ik linea recta richting de Slegte, waar ik vroeger zo vaak afleiding zocht maar tegenwoordig nog sporadisch kom. Ik koop simpelweg niet meer zoveel boeken, wat maar goed is ook omdat ik er geen plek voor heb. Toch stapte ik met twee aanwinsten weer naar buiten. Een boekje over Engelse letterkunde en de roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, van Milan Kundera. De wetenschap dat Bumblebee het zo’n mooi boek vindt trok me bijna over de streep, het laatste zetje werd gegeven door de boodschap die voor in het boek was geschreven:
4-1-1990
Dit boek heb ik destijds in augustus / september gelezen. Het heeft heel veel invloed op mij gehad en op mijn brieven aan jou. Daardoor is dit boek ook deel van mij als dromer geworden. Ik wilde het je al die tijd al geven. Nu is dat dan uiteindelijk ook gebeurd.
Veel liefs, JoepDe liefde van de ontvanger is kennelijk verleden tijd, anders was het boek niet bij de Slegte beland. Of misschien vond ze er gewoon niets aan en kon die hele Joep haar gestolen worden. Hoe dan ook, mijn nieuwsgierigheid was gewekt.
Na mijn literaire uitstapje liep ik naar het Juridisch Loket aan het Weena, waar ik door de voormalige collega’s met open armen werd ontvangen. Het is ’s avonds nooit druk en dus was er alle gelegenheid om gezellig te kletsen. Zo liet de sympathieke receptioniste me op internet het hondje zien dat ze vandaag is gaan ophalen. In de zomer is haar oudje hondje doodgegaan en na de verwerking besloot ze met haar dochters dat ze weer een nieuw hondje wilde. Een Jack Russell is het geworden, een goede keus.
De dames zaten aan de witte wijn en boden mij ook een glas aan. Nu ben ik geen wijnliefhebber, maar als er niks anders voorhanden is… Een kater was geboren. Toen om 20:00 het avondspreekuur erop zat, ging ik met N. een hapje eten bij de McDonalds aan de Korte Lijnbaan, op vrijdagavond dé hangplek voor de allochtone schooljeugd. In een vlaag van weemoed zou ik best weer een onbevangen scholiertje willen, maar dan wel met de kennis die ik nu heb. Ik haat de peilloze onzekerheid waaraan ik destijds leed, en die kenmerkend is voor veel pubers denk ik.
Na de Mac wandelden we naar Cafe Floor aan het Schouwburgplein, waar ik eindelijk het enige echte vocht tot mij kon nemen: bier. We hadden het over mijn christelijke opvoeding, waar N. (die niet christelijk is) jaloers op zei te zijn vanwege de normen en waarden die ik heb meegekregen. Dat kan wel zo zijn, maar ik heb m’n achtergrond toch vaak als een last ervaren die op me drukte. Natuurlijk is er de warmte van de christelijke gemeenschap, de veilige groep waartoe ik als jongere behoorde, maar daartegenover staat het geestelijke harnas waarin je wordt geperst, een dwangbuis bijna. Dit geldt voor de opvattingen die je als christen behoort te hebben en de levensstijl, die ik altijd als enorm benauwend heb ervaren.
Natuurlijk hadden we het ook over het werk, altijd een dankbaar onderwerp. Klanten vinden me vaak aardig en ik doe veel voor ze, net als N. ‘Soms vraag ik me af waarom ik het doe en wat ik er mee opschiet. Eigenlijk heb je er geen **** aan’ zei ik. Daar was N. het mee eens, maar het helpen van mensen is nu eenmaal leuk en nuttig. Ik hoef er niks voor terug te krijgen, het is gewoon een instelling die ik heb. Natuurlijk voelt het goed als je iets voor een ander kan betekenen, maar dat is niet mijn drijfveer. Ik ben gewoon zo.
Genoeg zwaar geleuterd. Na enkele biertjes voelden we de vermoeienis van een lange werkdag zich van ons meester maken, waarop we besloten naar huis te gaan. Rotterdam hulde zich langzaam in een koude avondnevel. De trein reed voor m’n neus weg, waarop ik tijd besloot te doden met Kundera. Het begin is veelbelovend, en leek aan te sluiten bij mijn ietwat melancholieke stemming van dat moment.
Mijn werkdag dan. Die verliep tot volle tevredenheid. Ik zat achter de balie en heb een aantal mensen goed kunnen helpen. De eerste klant was een mevrouw met een arbeidscontract dat ze van haar werkgever moest tekenen. Ze werkte bij een bedrijf dat is gefuseerd met een ander bedrijf. Het oude contract blijft dan gewoon van kracht, werknemers mogen er bij overgang van onderneming nooit op achteruit gaan. De nieuwe werkgever had een contract opgesteld dat klopte van geen kant, het was duidelijk nadelig voor de mevrouw. Mijn advies was dan ook simpel: niet tekenen, uw oude contract blijft gewoon geldig. Opgelucht bedankte ze me, altijd lekker om zo de dag te beginnen.
In de middag kwam er een meisje langs met haar vriend (?). Ze had een probleem met de IBG. Het meisje vertelde dat ze half-Nederlands, half-Indonesisch was. Bijna haar hele leven had ze in Indonesië gewoond, maar twee jaar geleden kwam ze naar Nederland om in Maastricht een Master van een internationale studie te volgen. Die had ze inmiddels voltooid, ze zou nu verder gaan studeren in Oxford. Een intelligente dame, dat was duidelijk. Voor de studie in Maastricht had ze voor een jaar studiefinanciering gekregen, die volgens de IBG echter onterecht zou zijn toegekend. Tegen het bewuste besluit had ze bezwaar gemaakt, maar daarmee was iets niet helemaal goed gegaan, de IBG beweerde het nooit te hebben ontvangen. En nu stond de deurwaarder op de stoep.
Omdat het aardige, beschaafde meisje niet goed Nederlands sprak, had ze een beetje moeite met het bellen van de diverse instanties. Daarom was ze naar het Loket gekomen. Geen nood, het was een kolfje naar Pleuns hand. Na talloze keren te zijn doorverbonden en verschillende personen bij de IBG te hebben gesproken, kon ik het meisje uiteindelijk enigszins gerust stellen. In december bleek ze opnieuw een bezwaarschrift te hebben ingediend met aanvullende informatie en een besluit daarover zal snel worden genomen. Tot die tijd zal de deurwaarder niets doen, werd mij verzekerd. Dankbaarheid was weer mijn deel en terwijl de zon recht in m’n gezicht scheen stapten de twee opgelucht naar buiten. Het is best sneu als je maar voor een jaar studiefinanciering aanvraagt en de IBG het doodleuk van je terug wil hebben. Volgens de IBG had ze voor de bewuste opleiding destijds geen studiefinanciering kunnen krijgen
Verder hield ik mij bezig met het opstellen van een doorwrochte brief voor de zangdocente die zo gecharmeerd is van m’n stem. Ik belde haar voor wat aanvullende informatie. Lustig strooide ze weer met loftuigingen, ik begon eraan gewend te raken. Ze wil me per se persoonlijk bedanken zei ze. ‘U hoeft me pas te bedanken als de brief resultaat heeft’ antwoordde ik, maar daar wilde ze niet aan.
Tussen de bedrijven door las ik de krant en surfte een beetje over het www. Zo las ik een recensie van de film
Un long dimanche de fiançailles van Jean-Pierre Jeunet, de maker van het moderne sprookje Le fabuleux destin d' Amélie Poulain. De recensie is veelbelovend, ik wil deze film wel zien. Hij schijnt minder feel-good te zijn dan Amélie, maar minstens even wonderbaarlijk.
Ook werd mijn aandacht gegrepen door trieste berichten uit de rally Parijs-Dakar, over dodelijke ongevallen. Het is een gevaarlijk evenement, en keihard bovendien want de ‘show must go on.’ Parijs-Dakar levert altijd mooie televisiebeelden op, maar als het mensenlevens kost (o.a. van voormalig winnaar Meoni die er dit jaar mee zou stoppen) en het circus gewoon verder gaat, hoeft het van mij niet meer. Zo gaat het altijd met sportevenementen waarbij sporters het leven laten. Sport en commercie vormen een immorele combinatie.