quote:
diak2b schreef op 15 november 2007 om 01:16:2 december
Eerste zondag van de Advent
In eucharistie: eerste lezing: Jes. 2, 1 - 5; antwoordpsalm: Ps. 122; tweede lezing: Rom. 13, 11 - 14; evangelielezing: Mt. 24, 37 - 44
Nou, jullie commentaar is dus welkom:
Met de eerste zondag van de Advent vangt een nieuw kerkelijk jaar aan, waarin we Christus vooral zullen horen spreken via de evangelist Matteus. Het jaar begint met een krachtige vermaning, een opwekking, een blik op wat vóór ons ligt. Want met de Advent leven we niet alleen toe naar de viering van de geboorte van Christus, ruim 2000 jaar geleden, we leven vooral toe naar de wederkomst van Christus die nog vóór ons ligt.
Met de geboorte van Christus, Zijn dood aan het kruis en de verrijzenis, is de eindtijd waarover Jesaja spreekt begonnen. In het eerste Pasen breekt de dageraad aan van de eindtijd, de wordingstijd van het Rijk Gods. Zowel in de eerste lezing als in de antwoordpsalm horen we de verwachting van het oude Israël over de eindtijd: de Heer zal recht spreken over de naties, en de wereld zal vrede kennen.
Hoe kan dat? De eindtijd waarover Jesaja spreekt is begonnen, Christus heeft zich voor ons geofferd op Golgotha, maar de wereld lijkt een grotere nood aan vrede en gerechtigheid te hebben dan ooit. Moeten we niet eerlijk tegen elkaar zijn en erkennen: het idee was mooi, we hebben ons prettig gevoeld in onze kerken waarin we zongen en vierden, maar we hebben elkaar wat wijs gemaakt. De mens Christus is dood, en Zijn idee sterft nu al 2000 jaar langzaam, tot er slechts mooie herinneringen over blijven.
Jesaja blikt vooruit op een eindtijd die voor hem nog ver weg ligt, en hij spreekt er over als ware het één dag. Gisteren was het nog de wereld van oorlog en onrecht, vandaag is het vrede en heerst het recht. De hele nacht waren de smidsen in het land druk in de weer om zwaarden om te smeden tot ploegscharen, bij het ontwaken wisten we het, deze nacht heeft de wereld veranderd.
Inderdaad, zoals Jesaja het zegt, zo is het gegaan. In één nacht is de wereld veranderd. In één nacht werd Gods Zoon mens onder de mensen, en ruim 30 jaar later, in één nacht begon deze Zoon Gods de eindtijd met Zijn Pasen, Zijn overwinning op de dood. Maar de eindtijd duurt lang, heel lang. Hoe makkelijk zou het niet zijn, als God een schakelaar om had gezet, waardoor ineens het kwaad uit de wereld verdwenen zou zijn. Maar dat zou de vrijheid van de mens teniet doen en het is deze vrijheid die ons nu juist maakt tot wat we zijn. Vrije schepselen, geschapen naar Gods evenbeeld, in staat kwaad te doen maar vooral in staat lief te hebben en liefde te beantwoorden.
Ja, zwaarden zullen omgesmeed worden tot ploegscharen, maar wij zullen het moeten doen. Wij, mensen, geholpen door onze Heer. De wereld is definitief veranderd, een verandering die haar aanvang nam in Bethlehem en die haar beslag kreeg in een tuin bij Jeruzalem, waar een leeg graf gevonden werd. De tijd om te ontwaken is aangebroken, we leven in de schemering van de laatste ochtend, het begin van een eeuwige dag in Gods licht. Maar wij zullen de keuze moeten maken. Ontwaken we, of blijven we slapen?
Het verschil tussen de slapers en de wakenden is nauwelijks te zien. Want we huwen en geven ten huwelijk, we eten en drinken. Maar wie slaapt voor het licht van de Heer, leeft in ontucht en losbandigheid en geeft zich over aan zwelgpartijen en drankgelagen, terwijl degene die waakt hierin zichzelf matigt en in de hand houdt.
Moeten we niet eerlijk tegen elkaar zijn en erkennen: De mens Christus is dood, en Zijn idee sterft nu al 2000 jaar langzaam, tot er slechts mooie herinneringen over blijven? Het is moeilijk te geloven in een God die zo onzichtbaar en afwezig lijkt. Waar is God toch, als een kind sterft van honger, als een soldaat gedood wordt in een zinloze oorlog, als we eenzaam zijn en bang voor elkaar? Waarom grijpt God niet in als de machtigen het recht van de machtelozen verkrachten? Moet je voor die afwezige God dan ook nog eens je leven matigen? Waarom je niet overgeven aan het wereldse genot, waarom mag je niet gewoon genieten?
Onlangs hoorde ik van een jonge vrouw, die ik kende als gelovig en vol vertrouwen op God, dat ze vrij plots haar geloof kwijt was geraakt. Bijna van de ene dag op de andere. En ze is niet de enige, ik ken zo drie of vier voorbeelden uit mijn directe omgeving, jongen mensen die veel energie staken in hun geloof, die tijd inruimden voor God in hun leven, die vrijwel van de ene dag op de andere opstonden en zich realiseerden: ik ben het kwijt. Anders dan pleitbezorgers van het atheïsme vaak vertellen, blijkt dat moment zelden een gevoel van bevrijding te geven. In tegendeel, men ervaart een gemis, wel willen geloven maar het simpelweg niet meer kunnen. Soms komt hieruit een krampachtig zoeken naar argumenten voor het bestaan van God, en wie zo zoekt, vindt niet zelden vooral argumenten tegen het bestaan van God.
Jan van Ruusbroec, die stierf op 2 december 1381, schreef “En daarom zal niemand deze gedachten werkelijk helemaal verstaan door middel van enige studie of subtiele overweging. Want alle woorden en alles wat men kan leren en begrijpen op een creatuurlijke wijze is vreemd aan en ver beneden de waarheid die ik in gedachte heb. Maar hij die verenigd is met God en verlicht is door deze waarheid kan de waarheid door de waarheid zelf bevatten.”
Onze Heer vraagt ons niet een theologisch waterdichte redenering op te zetten die ons bewijst dat God bestaat. In tegendeel, onze Heer zal komen als een dief in de nacht. Geen tekenen voorspellen het uur van Zijn wederkomst tot het zover is. God vraagt ons, zo leert Christus, God lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. En liefde is iets anders dan gehoorzaamheid, iets anders dan voldoen aan regels omdat we de gevolgen vrezen als we van de regels afwijken. God vraagt onze liefde, niet omdat we overdonderd zijn door Zijn machtige ingrijpen, niet uit dankbaarheid dat Hij onze verantwoordelijkheden van ons heeft weggenomen, maar simpelweg omdat Hij is die Hij is, onze Vader en Schepper.
Hij legt ons geen beperkingen op, Hij eist niet dat we vreugdeloos door het leven gaan. Wat Hij vraagt is dat we Hem liefhebben, en, daaraan gelijk: Onze naaste liefhebben zoals we zelf worden geliefd. In onze liefde voor Zijn Schepping, in onze liefde voor onze naasten, uiten we ook liefde voor de Schepper van onze naasten. Zo erkennen en beantwoorden we de liefde die God voor ons heeft, door in dezelfde mate allen lief te hebben die God lief heeft. Zo beperken we ons niet in de genietingen van de wereld, om God te dienen, maar zo leven we, omgord met de wapens van het licht, dat is: uit liefde voor elkaar, voor de naaste in wie we de geliefden van God herkennen.
God heeft zich geopenbaard in Zijn Zoon. Wij weten dat, en we hebben de keuze gekregen. Nu we weten dat de dag bijna aanbreekt, dat wij al leven in de ochtendschemering van het Licht dat eeuwig is, kunnen we kiezen te zien, of niet te zien, de ogen te openen of te sluiten. En daaruit bestaat de vermaning van het Evangelie van vandaag. Als Hij weerkeert zal het zijn als de zondvloed, het zal over ons spoelen en niet te stuiten zijn. Zij die gekozen hebben te zien, zullen Hem aanschouwen en met Hem verkeren van aangezicht tot aangezicht. Zij die gekozen hebben niet te zien, die gekozen hebben te slapen in de genietingen van de wereld zonder liefde voor de Schepper en Zijn schepselen, zullen Hem niet aanschouwen en niet met Hem verkeren.
Jan van Ruusbroec schreef: “En daarom, wie dit zal verstaan moet dood zijn voor zichzelf en in het besef van God leven en zijn gelaat richten naar het eeuwige licht in de bodem van zijn geest, waar de verborgen waarheid zichzelf openbaart zonder bemiddeling. Want de hemelse Vader wil dat wij zien, want Hij is de Vader van het licht. En daarom spreekt Hij eeuwig, zonder bemiddeling en zonder ophouden, in de verborgenheid van onze geest één enkel peilloos woord en niets meer. En in dit woord uit Hij Zichzelf en alle dingen. En dit woord is niets anders dan "Zie" ; en dit is het uitgaan en de geboorte van de Zoon van het eeuwig licht, in wie men alle zegening onderkent en ziet.”
Amen.