Als zelfs de wereldse boeken de bijbelse geschiedenis ondersteunen, welke betekenis zouden dan zij aan de Gods Woord toekennen die daar hun heil uit verwachten?
Een grote misser zou het echter zijn om de werken die in de wereld zichtbaar zijn, in de plaats te stellen voor het Grote Werk dat God aan Zijn kinderen heeft geopenbaard en in stand gehouden.
quote:
Joodse oorlogen van Josephus Flavius, die schreef:
Ondankbaren tegen de beste der vrienden; u die de Romeinen weerstaat, hoewel zij u willen bevrijden van verdere hongersnood, van oorlog en dood! Ik beef, wanneer ik denk aan de machtige werken die God ter liefde van uw voorouders gewrocht heeft, en om ze voor te houden aan zulke onwaardige toehoorders, die niet alleen de Romeinen tegenstaan, maar ook God in Zijn Heiligen tempel onteren. Hebt gij dus vergeten hoe deze heilige plaats uw voorvaderen behoed heeft, en met welke godsdienstigheid zij haar betraden. Hoort ze echter eens aan, en dat schaamte u overdekke. Toen Nechao, koning van Egypte, Sara, de huisvrouw van Abraham, welke men als koningin en moeder van onze natie mag beschouwen schaakte, verschrikte God hem niet zodanig in een droom dat hij haar twee dagen daar na aanhaar man, onbevlekt in hara eer, terug zond, en hem goud en zilver gaf om voor zijn overtreding te boeten? Bezocht God de Egyptenaars niet om hun dwingelandij, die zij over de Hebreeuwen oefenden, en werden zij niet gedwongen om hun vertrek toe te staan, zonder dat zij zich van wapenen bediend hadden? Toen de Assyriers God's Ark meegenomen hadden, viel Dagon niet terneer, en deed God hen aan niet met zware pijnen, totdat ze de ark weer gebracht, en voor die misdaad geboet hadden? Moest Sanherib, Koning van Asyrië, toen hij deze stad met al de macht van Azië belegerde, voor een ander gezag dan d ehemelse bukken? Konden de Joden die zeventig jaren van de Babyloniërs waren, hunne vrijheid wel anders herkrijgen, dan toen God het hart van Cyrus bewoog om hun dezelfve weer te geven? En werd koning Zedekia niet ten onder gebracht en Jeruzalem verwoest, omdat hij tegen de koning van Babylonië oorlog voerde, tegen de raad in van de profeet Jeremia? Ja onderging deze stad hetzelfde noodlot niet, door de zege van Antiochus Epiphanes, omdat de zonde onzer waderen Gods verbolgenheid op zich gehaald had? Was het evenzo niet om de zonden van onze natie, dat God in zijn toorn Pompejus zondt, om ze te verdelhgen, hunne stad te vernielen, en hen d eRomeinen onderhevig te maken? En nogthans hoe ondraaglijk groter zijn uw zonden, dan de hunne, waarvoor ze zo hun straf ontvingen? Is er wel een leter van de wet, die gij niet met verachting hebt overtreden? En, om niet uwe geringe of geheime overtredeingen te gedenken, zo als zijn het zweren, liegen, bedriegen, het hoereren en stelen, u berooft de mensen met geweld, u vermoord wie u wilt, u vindt nieuwe wegen uit tot zondigen, u maakt van de tempel een werkplaats voor uw moordenaars en het toneel van uw ongebondenheden. Om welke reden ik ervan overtuigd ben, dat God deze heilige plaats verzaakt en tot uw vijanden overgedaan, omdat de maat van uw ongerechtigheden vol is en u meer werk maakt om ten hoogsten godloos te zijn, dan om deugdzaam te wezen! Zie de schoonheid nog eens aan van de plaats, die gij staat te verwoesten! Zie hoe machtige stad, hoe uitmundend een tempel, verrijkt met godvruchtige geschenken van heel de wereld, welke u nu op het punt staat om te verdelgen, en door het vuur te verteren! Wie, dan zulke rampzaligen als u bent, zou zulke bouwerken willen vernielen, welke volgens alle anderen in de wereld het behoud verdienen? Indien de tempel het niet kan doen, laten dan uw huisgezinnen, uw ouders, uw kinderen, uw maagschap, uw harten tot medelijden bewegen. Ik heb een moeder, vrouw, en kinderen onder u, die weleer in aanzien waren, en nu deelgenoten van uw rampen moeten zijn, men denke niet dat ik voor hun zo spreek, nee breng ze om het leven, slacht mijzelven voor uw welzijn: want ik ben bereid te sterven, zo mijn dood de behoudenisse van mijn natie teweeg kunnen brengen, pagina 534.
De romeinse krijgslieden, uit haat voor onze natie, kruisigden alle gevangenen, de een op deze en de andere op gene wijze, en meestal met bespotting; het getal van gevangenen was zo groot dat er nauwelijks plaats was voor meer kruisen, of kruisen genoeg om alle gevangen Joden aan te nagelen, pagina 538.
Naar mijn oppervlakkig en ondeskundig oordeel wijst het boek van Josephus Flavius op de verschrikkingen die Jeruzalem zijn overkomen en Josephus wijst erop dat de ondergang van Jeruzalem op dezelfde dag plaats vindt als de inneming door Nebukadnezar, dat de bevelhebber Titus alles deed om levens en tempel te sparen, en dat er aan alles te zien en te merken was dat het onheil niet door de Romeinen, maar door de Joden zelf werd bewerkt.
Als het gaat om die koe en dat lam: het hele boek kan fantasie zijn, dus deze passage ook. Maar zou je er waarde aan toekennen, dan zou je hieruit een getuigenis kunne halen van het oordeel dat voorzegd werd over Jeruzalem. Niet iets over het oordeel over de wereld. In die zin is de bijdrage van dit boek nogal heel erg beperkt /zonder betekenis.
En dat een koe een lam krijgt: volgens mij is het al heel bijzonder dat een koe een kalf krijgt als het gaat om een koe dat als offer wordt voorgeleid.
Maar al was het maar slechts een droom geweest, dan zou je erin kunnen zien dat God zelf uit de slachtoffers een lam heeft voortgebracht. Maar we zitten fout als we met deze beelden de bijbel willen interpreteren. Dus in die zin - zonder de linken en redengevingen te kennen- denk ik dat preteristen niets opschieten met Josephus Flavius. Maar dat is niets meer dan een indruk, die nog niet is geijkt aan hetgeen een preterist- of iemand anders - hierover zegt. Josephus zelf zegt hierover: degenen die onderricht waren in de schriften, die hielden het ervoor dat dit verhaal een onheilsteken was [van de aankomende belegering en verwoesting van Jeruzalem]. En ook Josephus zelf geeft aan bij een ander teken dat het een verdichtsel kan zijn, 'als het niet door zoveel mensen werd gezegd'. Dus hij gaat uit van het verhaal zoals dat in het volk is blijven rondzingen.