We hebben een vernieuwde versie van de formulieren en een vernieuwde vertaling van de Bijbel (NBV). Allemaal gesteld in hedendaags taalgebruik. De berijmde psalmenbundelen laten we (voorlopig) echter voor wat het is. En dat is jammer, vindt David Heek, theoloog met preekbevoegdheid binnen onze kerken. 'Ik ben gek op de onberijmde psalmen (die in de Bijbel dus), en niet op de berijmde. Want met die laatste kan ik veel te vaak helemaal niks.'
Door David Heek
Voordat ik ergens een kerkdienst mag leiden, krijg ik vaak een behoorlijke lijst aan liturgische verzoeken toegestuurd. Daar ga ik nu niet al te veel op in (maar ik kom werkelijk complete ‘liturgo-wetboeken’ tegen!). Ik wil het nu even hebben over een mededeling die regelmatig terugkomt. Die luidt zo:
‘Wij stellen het als gemeente erg op prijs wanneer u in de liturgie een ruime plek aan de psalmen toebedeelt.’
Nu moet ik zeggen dat ikzelf gek op de psalmen ben. Ze gaan zo diep, ze zijn zo inhoudelijk, zo wijs opgezet, zo troostvol, zitten vol met goed nieuws, God zelf staat er heerlijk centraal in, enzovoort enzovoort.
Maar er is één probleem. Ik ben namelijk gek op de onberijmde psalmen (die in de Bijbel dus), en niet op de berijmde. Want met die laatste kan ik veel te vaak helemaal niks.
De redenen daarvoor zijn:
1. archaïsch (= ouderwets) taalgebruik (waaronder ook de grammatica);
2. kromme en onduidelijke zinnen;
3. onjuiste vertalingen (met veel bijverzinsels)
Ik wil de eerste twee redenen graag kort aantonen. Laat ik het bij de eerste drie psalmen houden (maar ik zou gemakkelijk de overige 147 psalmen kunnen nagaan).
1. Archaïsch taalgebruik
In het algemeen:
- Het Nederlands kent geen gebiedende wijs meer met die typische ‘t’ aan het eind, zoals: ‘Vreest de HEER’ en ‘verheugt u en dient hem’.
- ‘Gij zijt’ kan echt niet meer. Het vervreemdt je bovendien van de rest van de tekst.
- Psalm 1: ‘Welzalig’, ‘der bozen raad’, ‘’s HEREN wet’, ‘rijke vrucht’, ‘gericht’, ‘bozen’.
- Psalm 2: ‘hun banden scheuren’, ‘grimmigheid’, ‘berg der heiligheid’, ‘Zie ik verwek u heden’, ‘ganse’, ‘rechters zonder rede’, ‘dient Hem naar zijn eis’, ‘te licht wordt hij getart’, ‘gramschap’, ‘zalig’.
- Psalm 3: ‘begeven’, ‘mijn hoofd verheffen’, ‘verkwikt’, ‘daar mij zijn hand behoedt’, ‘gewis’, ‘al is mij alles tegen’.
2. Kromme en onduidelijke zinnen
- Psalm 1: Deze psalm begint met ‘welzalig’, en dat woord wordt vervolgens in regel 3 en 5 niet herhaald. daardoor snap je vanaf regel 3 al niet meer wat je zingt.
‘Hij is gelijk een altijd groene boom’. (Is hij meteen/direct of lijkt hij op een altijd groene boom?)
- Psalm 2: ‘…, opdat gij niet te gronde (volgende regel:) gaat op uw weg.’
- Psalm 3: ‘U hebt, uw naam ter eer, gesmaad de goddelozen.’
Het zijn drie geweldige psalmen als ik ze in de Bijbel lees. Maar als ik ze moet zingen waan ik me in 30/40′er jaren van de vorige eeuw.
En dat verdienen de psalmen niet.
Dus men kan wel van me verlangen dat ik ‘ruimte toebedeel’ aan de psalmen, als ze niet snel worden hertaald heeft dat weinig zin.
De synode van mijn kerkverband loopt m.i. op dit punt al 20, 25 jaar te slapen. En ondertussen heeft men wel in alle wijsheid besloten het nóg ouderwetsere liedboek in te voeren en – ik haat het volgende woord – te toetsen.
Wat een beleid, wat een toekomstvisie! Tjongejonge, hoe kun je ervoor zorgen dat je de jongste generatie uit de kerk jaagt en – nog erger – al zingend van God zelf vervreemdt..!
Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat menig voorganger/synodeganger het een worst zal zijn of God in de eigen taal grootgemaakt wordt. Zou eigen taal misschien te dichtbij komen?
P.S. Aanstaande zondagmiddag mag ik in Putten Psalm 40 bespreken en toepassen. Natuurlijk zingen we die psalm ook. Maar ik heb vers 3 maar opnieuw berijmd. Want ik weiger die laatste zin (”O Here, zie, ik kom!”) te laten zingen. Sorry hoor, maar dan denk ik aan andere dingen.
Het ‘oude’ vers 3 gaat zo:
Het is geen offervuur wat U behaagt,
Gij wilt, Heer, dat ik naar U hoor,
en zelf ontsluit Gij mij het oor:
Gij hebt alleen gehoorzaamheid gevraagd.
Mijn God, ik draag uw wetten,
om op uw wil te letten,
gedurig bij mij om.
Het boek schrijft over mij.
Gij hoordet hoe ik zei:
“O Here, zie, ik kom!”
Mijn versie luidt (en die staat veel dichter bij het Hebreeuws):
Het is geen offervuur wat u behaagt.
U wilt, Heer, dat ik naar u hoor.
En zelf opende u mijn oor.
U hebt alleen gehoorzaamheid gevraagd.
Mijn God, ik draag uw wetten
en wil daar graag op letten.
Ik hou er zoveel van!
Het boek schrijft over mij.