quote:
Jezus geeft hier de voorkeur aan de vertaaloptie "Psalm
van David" in plaats van "Psalm
over David" als Psalm 110 leert:
le-David mizmor... Ik heb me laten vertellen dat in principe
beide vertaalopties mogelijk zijn...
Tenzij je de uitspraak van Jezus gezag toekent... Dan blijft er voor deze Psalm slechts 1 vertaaloptie over...
David spreekt hier "dus" (*) uit: de Heer zegt tot
mijn Heer: zet je aan mijn rechterhand...
David spreekt hier over
mijn heer, om aan te duiden dat hier gesproken wordt over een
nakomeling van hem (die nakomeling is "van hem"), maar duidt hem aan als
Heer, omdat David tegen de nakomeling
opkijkt... Let wel dat David op grond van het "5e gebod" (eer uw vader...) de "hoogste rechten" zou hebben voor wat betreft aanzien... Maar hier betuigt de vader eer aan de
nakomeling....
David noemt de Koning dus zijn zoon
EN zijn Heer (volgens de uitleg van Jezus); maar David noemt zich hier niet '
zoon van de Messias'...
(*) De optie "Psalm
over David" zou ook afvallen als de inhoud van de Psalm niet op David zelf zou
kunnen slaan... Als de Psalm b.v. inderdaad leert dat deze Koning tevens "priester zoals Melchisedek" is... Dat
was David niet....
Bovendien is die priester waar de Psalm op wijst een priester
voor eeuwig (kohen le-olam). En David is (zoals ook Petrus als argument gebruikte) dood en begraven:
Hand 2:29 Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. 30 Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, 31 heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. 32 Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. 33 Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. 34 David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, 35 tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld.’
Extra argument van Petrus: volgens de Psalm komt God niet "naar beneden" om naast de Koning te gaan zitten, maar nodigt Hij de Koning uit om aan zijn rechter hand plaats te nemen.
Op te stijgen naar Gods Hemelse Troon, dus... En, zegt Petrus, ook
dat kan van David niet gezegd worden...