quote:
Trajecto schreef op 07 juli 2012 om 22:22:Verder over Romeinen 12:
SV
Rom 12:8 Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid.In het gedeelte over het uitdelen zoals hier gezegd wordt staat in feite het woord μεταδιδοὺς en iemand die Grieks kent zou dat eens moeten verklaren. In de meeste vertalingen is het vertaald met iets als geven of uitdelen, in de Leidse vertaling staat echter duidelijk iets anders namelijk:
"wie iets heeft mee te delen doe het eenvoudigweg;"Op zich lijkt dit een logische opmerking binnen het geheel en als het toch feitelijk zo bedoeld is heeft dit versgedeelte dus niet iets van doen met aalmoezen.
Luther: “He that giveth, let him do it with liberality.", pagina 26, onder 24 in de Sermons of Luther (zie link in post hierboven) :
quote:
24. The mention here made of giving has reference to the fund contributed into a common treasury, in charge of servants and officers, for distribution among teachers, prophets, widows, orphans and the poor generally, as before stated. This was according to an Old Testament command. Beside the annual tithes, designed for the Levites, special tithes were to be set aside every third year for the poor, the widows and the orphans. There is no New Testament law for specific giving, for this is the day of grace, wherein everyone is admonished to give freely. Paul says (Galatians 6:6), “Let him that is taught in the word communicate unto him that teacheth in all good things.” Again (verse 10), “Let us work that which is good toward all men, and especially toward them that are of the household of faith.
25, Paul teaches that, however varied the gifts and the outward works, none should, because of these, esteem himself good, nor regard himself better than others. Rather, every man should estimate his own goodness by his faith. Faith is something all Christians have, though not in equal measure, some possessing more and others less. However, in faith all have the same possession — Christ. The murderer upon the cross, through faith, had Christ in himself as truly as had Peter, Paul, Abraham, the mother of the Lord, and all saints; though his faith may not have been so strong. Therefore, though gifts be unequal, the precious faith is the same. Now, if we are to glory in the treasures of faith only, not in the gifts, every man should esteem another’s gifts as highly as his own, and with his own gifts serve that other who in faith possesses equal treasure with him. Then will continue loving harmony and simple faith, and none will fall back upon his own works or merits.” Bron.
Mijn gedachten: Het gaat om het offer van ons eigen lichaam. De geestelijke mens hecht niet aan materie, en de geestelijke mens weet dat de materie eerder een geestelijke last is dan geestelijke rijkdom. Materie biedt niet onszelf, en ook niet een ander, het geestelijke verschil. En waar het materïele verschil een rol gaat spelen in het geestelijke is het zuurdesem van het kwaad in het geloof meegebakken.
Ik denk daarom dat het spreken over geld daarom altijd iets van ongeestelijkheid heeft. Ook het spreken over het meer of minder geven van geld - hoe vroom het ook is bedoeld. Want het is de gezindheid van het geld die maakt dat mensen menen dat meer of minder geven van geld enig verschil maakt. Waar er wel over wordt gesproken, daar moet het de functie hebben van elkaar ondersteunen als er een concreet gebrek is. (Freely, freely, we are to give, being careful only that it be well
pleasing to God and bestowed according to necessity.)
Een iets andere zaak is het afzweren van materie en afstand nemen van geld. Het is best voor te stellen dat veel mensen daar geestelijk rijker van zouden worden. En we weten immers wat het verhaal is van de rijke jongeling. Echter, is daar het gevaar aanwezig dat de mens de eigen zwakheid onderkent, er tegen gaat strijden en het geld wegdoet. Dat is een offer. Dat is principieel hetzelfde als de goede werken doen of jezelf kastijden in de gedachte dat je daarmee iets goeds doet of iets hebt bereikt. Maar het is als offer leeg en zonder geestelijke waarde. Dit is eigenlijk precies het hoofdonderwerp van Luther:
Genade versus goede werken.
En we kennen ook de weduwe die haar twee kleine penningen in de schatkist gooide, waarbij de boodschap is dat wie geeft vanuit overvloed, in wezen niets heeft gegeven - want het is niet vanuit een gesteldheid van het hart om te offeren wat de mens zelf het beste ten goede komt. Want wie uit overvloed geeft, die geeft zonder geraakt te worden tot eigen beperking. Want wie offert aan God wat hijzelf niet nodig heeft? Het eerstgeborene en het beste van de dieren diende uitsluitend tot offers. En dan ook nog alleen als het uit hartelijke vrijwilligheid is.
Dus alleen wie onverplicht geeft vanuit de eigen beperking, die geeft uit een hart van werkelijke offergezindheid.
Elke vorm van rijkdom maakt dat de mens zich te snel te rijk rekent en gaat vertrouwen op wat hij reeds heeft. Elke vorm van rijkdom betekent dat voor zover het die materie betreft, God niet meer hoeft gevraagd te worden. Dus óók
geestelijke zaken kunnen een bezit worden waarmee een gelovige zich te snel te rijk rekent.