quote:
Trajecto schreef op 19 juli 2012 om 01:29:Waar ik aan dacht is bijvoorbeeld: Wat leer je je kinderen? Is zuinigheid en beperking iets wat je in stijl van leven inbouwt zodanig dat kinderen er ook iets als voorbeeld van meekrijgen? (Of is zuinigheid helemaal niet nodig?)
Hoe leg je grenzen ..., en inderdaad ook: wat doe je met grenzen die er kunnen zijn vanuit je feitelijke financiële situatie wanneer dat beperkingen oplegt aan de kinderen ten opzichte van hun leeftijds-/klasgenootjes.
Bewustwording van geld en rentmeesterschap,
maakt materialisten in dienst van God.
Want wie verantwoordelijk is voor de welstand
van zichzelf of van een ander,
moet leven met het oog op geld.
Maar het geloof brengt juist vrijheid van materialisme;
geen bolwerk van goedbedoeld materialisme.
Het brengt vrijheid van bezit, en zelfs
vrijheid van ons dagelijks brood.
Want wij geloven dat God voorziet.
Zuinigheid is niet van het geloof.
Want zuinigheid is principieel sparen voor betere bestemmingen.
Maar God voorziet, en dat mag een kind ook leren.
Zuinigheid maakt rekenmeesters van materie;
maar het kind moet leren om met God te rekenen.
Delen is wel iets van het geloof.
Maar dan gaat het om gericht delen;
namelijk met je geloofshuisgenoten.
Beter gezegd met je eigen Lichaam.
Wat is je eigen lichaam? Wie ben jij?
Wie daarvan kennis krijgt,
die kan groeien tot God.
Beperking lijden is noodzakelijk,
om te weten dat het niets is.
Om het vlees te voelen,
en er afstand van te leren nemen.
Omgekeerd: als je nooit hebt gehad.
En in beperking jezelf kastijdt.
Zal je hart er juist naar uitgaan.
En zo blijft een opvoeder vertwijfeld achter.
Beperking lijden is een basis van geestelijk bezit,
En zicht op geestelijk onderscheid.
Alleen als je hebt ervaren dat het waardeloos is,
kun je er los van blijven; als God,
je er veel van mocht geven.
Alleen als je hebt geleerd dat het waardeloos is,
Kom je los van er altijd aan te denken,
Als relevante zaak van het leven.
Kleding, speelgoed, mode, trends, gadgets;
Melk en honing, genot en luxe.
Niets kan ons deren.
Want brood en oude kleding is genoeg.
Bezit als niet bezittende.
Dat is vrijheid van de bindingen.
Vrijheid van begeerte.
Goed doen met mammon, is voor eenieder nuttig.
Het geeft lofprijzing tot Gods eer.
Maar een gelovige leert dat het geen waarlijk bezit is,
en geen waarlijke verlichting biedt.
Een gelovige zal het dus ook niet zien of brengen,
als verlossing van God.
En al die andere zaken die wij zo nuttig en christelijk vinden,
die leiden af van de hoofdzaak.
Van ons geloof, dat God altoos voorziet.
En de zaken die ons gebrek doen lijden,
mogen niet worden gewogen op schalen van materialisme.
Ze mogen niet gewogen worden op schalen van meedoen,
want we mogen in het geheel niet meedoen.
Het mag niet worden gewogen op normen van bestaansminimum.
Want God bepaalt ons minimum, en onze bestemming.
Als we dat zouden doen, dan zouden we
tegen de weduwe met de penning zeggen:
"Geef je leeftocht niet weg, onverantwoordelijke !"
Maar zij rekent ermee dat God voorziet.
En waar zij gebrek heeft, keert zij zich tot God.
Want de zaken die ons gebrek doen lijden,
brengen ons tot God.
En wie God heeft, die heeft geen gebrek.
De ellende van deze wereld is normatief aanwezig als getuige.
De verlossing van een christen is normatief in de geest.
Alleen waar het geestelijke wint en triomfeert,
is materiële welstand geen schadepost.
Gods verlossing is geestelijk - maar materieel,
en Gods zorg is ontzagwekkend,
voor wie Hem vrezen.
Daar kunnen wij niet aan tippen.
Een kind groeit op in een wereld van materie.
Dat is niet de wereld van het kind.
Ook als staat het er middenin.
Ook al hangt het eraan.
Ook al gaat het erin op.
Ook al wordt het kind erdoor verdrukt en haast verpletterd.
Waar de verdrukking voortkomt uit een geestelijke koers;
Daar wordt Gos Naam eer gebracht.
Want daar wordt het verschil zichtbaar,
tussen God met ons,
en wij zonder God.
Verdrukking brengt moeite in het vlees.
Dat is wat het kind moet leren.
Maar moeite in het vlees bevrijdt de geest.
Steeds meer.
Het geestelijke minacht het vleselijke.
Want het geestelijke erkent Gods Hand.
Het geestelijke leert stap voor stap,
om te bouwen op het geestelijke,
en afstand te nemen van het materiële.
Het is een paradox. Gelovigen zullen nooit
het verschil willen maken in deze wereld.
Ze zullen dus een ander ook niet aan welstand
of gezondheid of een beter leven willen helpen.
Want dat is geestelijk van nul en gene waarde.
Want de gelovigen weten dat God reeds heeft voorzien
en steeds verzorgt. Niets van onze zorg is nodig.
Alles van onze zorg is van nul en gene waarde.
Maar toch doet een gelovige goed.
Zonder te rekenen. Zonder te meten.
Zonder enig verschil te hoeven maken.
Het is omdat het is wat God is.
God zorgt. En Zijn Hand is onuitputtelijk.
Wie dat gelooft; hoeft nooit te rekenen.
Een kind dat hiervan niet de essentie meekrijgt.
wordt vanuit zijn gelovige opvoeding,
een meng-vorm van geloof en materialisme.
De hoge school van onze opvoeding,
brengt ons tot het niveau van Paulus,
Dat wij God verheerlijken en dankzeggen,
voor elk gebrek en elk lijden.
Dat is de weg van Christus,
die in al Zijn Lijden,
God dank zei.
Wie de geestelijke hogeschool wil volgen,
die moet een vaste basis hebben.