quote:
Ik moet zeggen, ik kende haar zo ook nog niet. Een geweldig verhaal!
Ik ken vooral haar man goed (logisch, want mijn neef). Hij schreef vandaag ook een schitterende getuigenis op facebook, dat mag ik wel met jullie delen:
Barmhartig of banghartig: niet of toch weer wel helpen...?
Vorig jaar had ik hier al eens verteld hoe ik op een zondagochtend stopte om een wild gebarende buitenlandse man te helpen. Achteraf bleek ik, zo was mijn en ook jullie vermoeden, gespaard voor een beroving of iets dergelijks.
Vanavond reed ik naar de voetbaltraining en zag in een oogwenk een bruine man met tassen bij de bushalte bij ons huis staan. Vijf seconden dacht ik: 'Ik rij door, moet opschieten om op tijd op het veld te staan.' Toen speelde het Barmhartige Samaritaansyndroom weer op. Blijkbaar werkt ie ook buiten de zondagen om... Dus keerde ik om. 'Twee minuutjes te laat kan nog wel', dacht ik.
Hoewel ik nooit met de bus ga en de bustijden niet ken, vroeg ik me af of er überhaupt nog wel een bus om na 19.00 uur rijdt in Ottoland (voor velen is het sowieso een openbaring dat er in ons gat openbaar vervoer is...).
De man sprak engels en klaagde dat er net een bus zomaar door reed. Ook een tweede bus (volgens mij had ik die gezien - een taxibusje) reed hem voorbij. 'Racism', zo vermoedde hij. De vorige keer ging er naar eigen zeggen wel een bus om dit tijdstip.
Vroeg hem waar hij nu vandaan kwam. Bij 'een kind en vrouw een paar huizen verderop' in Ottoland. Hij wilde graag naar het station in Sliedrecht om vandaar met de trein naar zijn huis in Den Haag te gaan. De Barmhartige Samaritaan in mij was sinds mijn vorige ervaring wat minder warmhartig geworden. Meer achterdochtig: kan ik zonder risico een vreemde helpen? Ondertussen vroeg hij me, lichtelijk gefrustreerd, hem naar Sliedrecht te rijden. 'In name of humanity.' Ik mompelde nog dat ik een afspraak had om 19.30 uur (wat het ondertussen al was geworden). Na nog wat doorvragen kreeg ik helder bij wie in Ottoland hij was geweest - daardoor groeide mijn vertrouwen wat verder. 'That woman told me about Jesus' zei hij ook nog tussen neus en lippen door. Toen ik besefte dat die vrouw geen auto had om hem te helpen, kreeg de Bang-hartige Samaritaan meer moed. Vooruit, stap maar in.
In de auto rook ik een behoorlijke kegel en was nog niet helemaal 100% op mijn gemak. Ik begon een gesprekje. Hij bleek uit een Noord-Oost-Afrikaans land te komen. Nieuwsgierig vroeg ik hem waarom hij zei dat die vrouw hem over Jezus had verteld. Zij bleek hem een keer te hebben geholpen en daarna over haar geloof verteld en dat dat ook goed voor hem was. Maar daar wilde hij toch niet aan. Hij geloofde in 'humanity'. Er moest wel iets zijn, maar wat? Vermoedend dat hij vast in Afrika niet zo was opgevoed, vroeg ik hem naar zijn jeugd. In zijn vaderland waren ze allemaal moslim. Niet omdat dat een keuze was, maar omdat je zo geboren was.
We spraken verder over zijn land, de reden waarom hij gevlucht was (hij deed mee aan protesten tegen de regering en was bang om doodgeschoten te worden, zoals anderen al overkomen was) en wat hij nu deed. Hij woonde eerst in een dorpje in de buurt, maar nu in de grote stad. 'I don't like small villages. Some people are nice, but most of them are more conservative, especially against foreigners. But that's true all over the world." Ik kon hem eigenlijk geen ongelijk geven. Als ik wel eens hoor hoe er over buitenlanders gesproken wordt...
Toen we Sliedrecht naderden, dacht ik: 'Misschien zie ik hem nooit meer, zal ik vertellen wie Jezus voor mij is?' Ach ja, nog maar een risicootje lopen dan. Dus hem verteld dat niet alleen die vrouw in Ottoland, maar ook ik in Jezus geloof. Christenen zijn echt geen betere mensen, ik ook niet, zo hield ik hem voor. Maar ik weet dat Hij mij vergeven heeft. En ieder mens vergeeft wat hij of zij ook ooit gedaan heeft. En dat Hij mij de kracht geeft om opnieuw te proberen het goede te doen. Zoiets. In ieder geval was het mijn kortste preek ooit...
Bij het station vroeg ik of ik voor hem in de auto mocht bidden en dat mocht. Bij het afscheid nemen zei hij dat er misschien toch wel Iets moest zijn. Want elke keer als hij nood zat, kwam er iemand die iets met Jezus had, op zijn weg. Die vrouw in Ottoland en nu ik ook weer.
Een half uur later kwam ik aan bij de voetbal en had wat uit te leggen aan de trainer...