quote:
op 28 Dec 2003 21:15:41 schreef Wilhelmina:
[...]
Ja dat zie je verkeerd. Als het slechts een kado is dan moet je maar afwachten of God jou dat wil geven, en als ik het gechargeerd begrijp dat zijn gereformeerden toevallig die uitverkorenen die al bij de geboorte "binnen" zijn.
Hmm nou komen we dus op het onderwerp 'uitverkiezing' uit.. En dat blijft lastig. Maar het argument dat het niet 'logisch' klinkt is natuurlijk geen argument. Sommige dingen begrijpen we gewoon niet en ja dan komt t weer op geloof aan, wat dus niet voor ons mensen te begrijpen is. Ik heb toevallig laatst een hele goeie preek gehad over dit onderwerp en als je echt geinteresseerd bent moet je die zeker even lezen:
http://www.ngk.nl/nunspeet/inhoud/Filippenzen_1.htmeen paar fragmenten uit deze preek: (het was een belijdenis-preek, de naam van de persoon die belijdenis deed is vervangen door X.)
'...Maar de vraag is juist: hoe komt een mens tot dat besef? Daarvoor zijn twee dingen nodig. In de eerste plaats moet het je verteld worden. Het geloof ontstaat uit het horen. Uit het luisteren naar verhalen over God. Uit het luisteren ook naar ervaringen van mensen met God. Hoe belangrijk zijn ouders, opvoeders, die zo hun kind in aanraking brengen met God. Zoals God de ouders inschakelt bij het weven van een nieuw mensenkind,zo schakelt Hij hen ook in bij het zaaien van het zaad van het geloof.
En toch is dat op zich niet voldoende. Daar moet nog een tweede bijkomen.
Dan denk ik aan wat verteld wordt over Lydia, de vrouw die in Filippi als eerste tot geloof kwam. In Handelingen 16 wordt verteld hoe Paulus in Filippi aan haar en aan enkele andere vrouwen over Jezus Christus vertelt.
En dan lezen we (vs. 14):
En … Lydia …hoorde toe, en de Heer opende haar hart, zodat zij aandacht schonk aan wat door Paulus gezegd werd.
De dingen over God moeten je gezegd worden. Maar het is God die het hart moet openen, zodat wat gezegd wordt, ook binnenkomt. Zo is het in Filippi begonnen.
Zo is Gód in Filippi een goed werk begonnen. Het goede werk van een ontvankelijk geloof, dat de boodschap van Paulus aanvaardde. God zelf opende het hart van Lydia en het hart van de gevangenisdirecteur. En het hart van al die anderen die in Filippi tot geloof kwamen.
Zo is God in X een goed werk begonnen. Zijn ouders hebben hem over God en zijn daden verteld. Zij hebben hem het leven in geloof aan God voorgeleefd.
Maar het is God zelf die het hart van X. heeft geopend, zodat hij ook gehoor gaf aan wat zijn ouders en anderen van God gezegd hebben.
Zoals God zijn leven weefde in de schoot van zijn moeder, zo liet Hij het zaad van het geloof ontkiemen in zijn hart. Zo stond God aan het begin.Hij is het goede werk begonnen.
Maar X. zelf – waar blijft hij zelf in dit alles? Werkt God dan compleet zonder hem, buiten hem om? Is het geloof dan helemaal Gods zaak? Wat is dan de waarde van zijn jawoord straks? Is het een voorgeprogrammeerd ja? Heeft hij nog de kans gehad om ook nee te zeggen?
En al diegenen die totnogtoe nee zéggen – zijn zij er niet het slachtoffer van dat God nu eenmaal hun hart niet opende?
Dit zijn vragen, waar je het benauwd van kan krijgen.
En ouders van kinderen, die bij de kerk en het geloof zijn weg geraakt of die bezig zijn daarvan te vervreemden, kunnen het daar bar moeilijk mee hebben.
Meer dan eens gebeurt het in één en hetzelfde gezin. Het ene kind komt tot geloof.
Op het andere krijgt het geen vat. Is God dan een God van willekeur? Zijn hart open Ik wel, maar dat van hem of van haar laat Ik dicht.
Is God zo’n God?
Met deze vragen raken we aan een diep geheimenis. We raken aan de vraag: Hoe verhoudt zich de macht van God tot de vrijheid van de mens?
Hoe kun je de almacht van God belijden, zonder dat in die belijdenis de mens met zijn verantwoordelijkheid en met zijn vrijheid om zich aan God te onttrekken wordt weggedrukt?
Maar, juist omdat het om een geheimenis gaat, kom je hier niet uit met een logische redenering. Zo’n logische redenering dwingt ons tot een onmogelijke keus. Óf geloven in een grillige, willekeurige god, die zonder reden de één het geloof schenkt en het de ander onthoudt. Óf geloven in een onmachtige god, die als het er op aan komt niets kan en afhankelijk is van de eigen keus van mensen.
Daarom komen we er niet uit met een logische redenering.
We kunnen niet anders dan belijden. Belijden dat het juist Gods wonderlijke macht is die X. er toe bracht in volle vrijheid voor Hem te kiezen.
Zoals van Lydia, de eerste gelovige in Filippi, gezegd werd, dat de Heer haar hart opende, zodat zij aandacht gaf aan wat door Paulus gezegd was.
Zo heeft God, geloven wij, X.’s hart geopend, zodat hij aandacht heeft gegeven aan wat door zijn ouders en door anderen gezegd is.
Gods macht bepérkte zijn vrijheid niet, maar heeft die juist mogelijk gemaakt.
Wij doorzien niet hóe dat kan, maar ervaren en belijden dát het zo gebeurt...'
Kvin t een beetje een trieste opmerking om te zeggen dat gereformeerden denken dat ze 'de uitverkorenen' zijn en 'binnen' zijn. Misschien zijn er gereformeerden die dat denken maar zeker niet allemaal. Dus knock aub ff met dit soort generalisaties.
Wij mensen weten gewoonweg niet wie er door God uitverkoren zijn en wie niet. Dus we moeten niet eens proberen daar over te gaan oordelen.