Hier mijn reactie voor jou, Lalage, op Openbaring 21.
quote:
Ik bedoelde te zeggen, dat je hierna niet leest over de mensen in de tweede dood dat die nog weer na gelouterd te zijn, zich bekeren en weer uit deze toestand terug zouden kunnen keren.
quote:
Op 21:5
Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak ik nieuw!’
Je ziet dat hier de tegenwoordige tijd wordt gebruikt: maak. Dat betekent dat het nog bezig is op dat moment. Wat moet er dan nieuw gemaakt worden?
Hieronder quote je ook vers 6 waar staat dat het is voltrokken. In dit stukje
is het dus al zo.

:
quote:
6 Toen zei hij tegen mij: ‘Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. 7 Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn. 8 Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.’
Misschien handig om hier vanaf vers 1 even te lezen:
quote:
Op. 21
1 En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. 2 En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.
Johannes krijgt hier weer een nieuw tafereel uit de toekomst te zien: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. En het nieuwe Jeruzalem komt neerdalen vanuit de hemel.
quote:
3 En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, 4 en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
Dit is duidelijk de nieuwe toestand, d.w.z. alle dingen die bij deze aarde en deze hemel horen zijn voorbijgegaan als deze dingen gebeuren. Er is geen dood meer, rouw geklaag etc.
quote:
5 En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.
Je kunt dit zien als 'commentaar' op dit wat Johannes ziet, de uitleg: zie je dat ik alles nieuw maak? Hier is de nieuwe toestand; de eerste dingen
zijn voorbijgegaan. En dat is hier in dit gedeelte dus niet meer bezig, maar God geeft aan
dat Hij het doet en dat Johannes hier het eindresultaat ziet en op moet schrijven:
quote:
En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. 6 En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde.
God laat hier het einde zien en zegt dat Hij het dus duidelijk is dat Hij het water
zal geven aan de dorstigen, dat wie overwint deze dingen - de nieuwe hemel en aarde
zullen beerven etc.:
quote:
Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens om niet. 7 Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn. 8 Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars – hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.
Maar hierachter staat nog een groep genoemd die blijkbaar
niet hebben overwonnen en als de nieuwe hemel en aarde er zijn, in de tweede dood/de poel die brandt van vuur en zwavel zijn.
En dit zeg jij ook:
quote:
Lalage schreef:
Dus er zitten nog mensen in die vuurpoel.
maar ze zitten er volgens mij niet
nog in, maar dit is hun deel. Anders stond er wel achter:
totdat ze gelouterd zijn en zich hebben bekeerd etc.....
quote:
Vuur en zwavel staan in de bijbel symbool voor reiniging.
Waar haal je dat vandaan?
Wat ik in verband hiermee niet goed heb aangegeven in een andere post, (mede doordat jij citeerde uit de NBV denk ik) is een belangrijk punt in 1 Kor. 3
Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. 14 Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, 15 maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar
als door vuur heen.
Hier wordt genoemd dat ons werk getoetst wordt: kostbaar gesteente houdt stand en hooi of stro verbrandt in het vuur. Maar zoals het natuurlijk geen echt goud is waar we mee bouwen, maar werken die voor God kostbaar zijn, - en het niet echt hooi of stro is, maar gewoon waardeloze werken die niets met God zelf te maken hadden, is hier het vuur ook niet echt als vuur bedoeld m.i.
Het is een beeld. Zoals goud standhoudt in het vuur, zo houden onze werken stand als ze
in God verricht zijn.
En het gaat niet over gered of niet: we worden hier sowieso uit gered, zelfs al houdt er niets stand van wat je op aarde als christen hebt gedaan. Je hebt God dan niets aan te bieden en ontvangt geen loon.
Maar we zijn gered
als door vuur heen. Zo
als onze werken hout zijn of goud etc.
Hier is het vuur en het hele gedeelte een beeld van de loutering die we moeten ondergaan.
Het lijkt op oordeel, maar is het niet.
Als je over 'vuur en zwavel' leest, staat er niets over
als.
Vuur is m.i. altijd een beeld van oordeel. Zoals Johannes de doper al aangeeft dat Hij die na hem komt zal dopen met de Heilige Geest (de pinksterdag) en met vuur: de toorn, het oordeel. En het zal niet ophouden: wat niet uitdooft en verteert (Hoe ik me dat voor moet stellen weet ik verder ook niet; ik weet nat. ook alleen wat er in de bijbel over staat.)
quote:
Lalage schreef:
Daarna gaat het over Jeruzalem:
25 De poorten zullen overdag nooit gesloten worden, en nacht zal het er niet meer zijn.
1 Hij liet me een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het lam. 2 In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing.
De rivier met levend water stroomt door de poorten naar buiten. Er zijn twee dingen die je hier leest die genezing brengen: het water des levens en het geboomte des levens.
We zijn het er wel over eens dat het vorige stukje gaat over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde; dat staat er ook uitdrukkelijk bij.
Waar gaat het niet over?Dit gedeelte vanaf vers 9 heeft toch verschillende aanwijzingen dat het
niet over de uiteindelijke toestand: de nieuwe hemel en de nieuw aarde, kan gaan.
Hier wordt namelijk nog gesproken over
- het Lam, meerder keren. Terwijl het in de eeuwige toestand van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zo is, dat Christus Zijn koningschap aan God de Vader heeft overgedragen en God is alles in allen.
In de eerste acht verzen kom je ook het Lam niet tegen.
- Verder over volken
- en wordt er gesproken over 'iets onheilig en wie de gruwel en leugen doet' zal niet in de stad komen. En is blijkbaar nog wel aanwezig, er is nog zonde.
Waar gaat het dan wel over?Als je iets meer bekend bent met het boek Openbaring, zien we hier een
parallel Van hst. 17
- waar ook een stad wordt beschreven die een vrouw voorsteld.
- Dit hst 17 is een soort uitstapje temidden van het chronologische verhaal en geeft een soort overzicht van een belangrijk 'item' in dit profetische boek.
- de overspelige valse kerk op aarde
- Vergelijk de openingszin e.v.:
quote:
Hst 17
1 En één van de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen
het oordeel over de grote hoer, die zit aan vele wateren, 2 met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben, en zij, die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van de wijn harer hoererij. 3 En hij voerde mij in de geest weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens. 4 En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen, en zij had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij. 5 En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde. 6 En ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus.
Vergelijk het met dit gedeelte: hst. 21 vers 9- hst 22:5:
- ook een uitstapje in het chronologische verhaal dat met het voorgaande vers 8 eindigde met de 'laatste toestand': de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
- Hier wordt eveneens een stad beschreven die een vrouw is.
- de Gemeente, de ware kerk die vanuit de hemel komt - daar de bruiloft van het Lam net gevierd heeft
- Vergelijk de openingszin e.v:
quote:
Hst 21: 9
9 En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen
de bruid, de vrouw des Lams. 10 En hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God; 11 en zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant. 12 En zij had een grote en hoge muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op (de poorten) geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen Israëls. 13 Naar het oosten waren drie poorten en naar het noorden drie poorten en naar het zuiden drie poorten en naar het westen drie poorten. 14 En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.
Het is een beschrijving van de gemeente die hier wordt uitgebeeld als een stad: het nieuwe Jeruzalem waar het Lam het licht is en waar geen zonde meer in is te vinden en in kan komen. Vanuit de gemeente stroomt de levensrivier naar buiten die ontspringt in de troon van God en van het Lam. Dit is werkelijkheid m.i. in het 1000-jarig Rijk, waar Christus regeert en wij als koningen zullen meeregeren (zie het laatse vers van dit gedeelte: 22: 5 en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden.)
quote:
Lalage schreef:
Lees nu nog eens Op 21:8 (zie boven) en daarna verder in Op 22
14 Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan. 15 Buiten is de plaats voor de honden die zich bezighouden met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst, voor iedereen die de leugen koestert en ernaar handelt.
Blijkbaar kunnen de mensen die zich nog bezighouden met die zondige dingen hun kleren wassen en alsnog door de poorten de stad binnengaan.
17 De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.
Hier zie je wederom tegenwoordige tijd, de Geest en de bruid roepen dan nog steeds: Kom nou binnen, kom je kleren wassen, drink van het levende water...
M.i. is vanaf hst 22: 6 het slot van Openbaring, de afsluiting van dit profetische boek met een oproep tot bekering om deze dingen - de stad mogen binnengaan en eten van de boom des levens etc. - te kunnen meemaken: je moet je kleren wassen.
'Buiten' is de plaats voor de ongelovigen - en dan volgt er een rijtje..
Ik denk dus niet dat dit allemaal chronologisch op elkaar volgt, maar dat dit laatse een afsluiting is waar de engel aan Johannes betuigt dat de woorden van dit boek opgeschreven moeten worden en waarheid zijn etc.
En een oproep om de Here te verwachten:
Zoals jij ook aanhaalt:
quote:
17 De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.
Hier zie je wederom tegenwoordige tijd, de Geest en de bruid roepen dan nog steeds: Kom nou binnen, kom je kleren wassen, drink van het levende water...
En zie ik het idd zo dat wat jij hier zegt geldt voor deze tijd.
Het is een oproep aan een ieder die de profetie van deze dingen leest en hoort.
quote:
Op 22
6 En Hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig, en de Here, de God van de geesten der profeten, heeft zijn engel gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet. 7 En zie, Ik kom spoedig. Zalig hij, die de woorden der profetie van dit boek bewaart!
8 En ik, Johannes, ben het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. 9 Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God!
Johannes rond duidelijk dit boek af met een beschrijving van de laatse woorden van de engel die een oproep zijn aan ons. Hij is ziet hier niet meer een toekomstige gebeurtenis, maar geeft aan wat de engel hem als laatste woorden mee wil geven als het gehele visioen afgelopen is. Zoals het boek Openbaring ook begint met een inleiding en wat er gebeurd als Johannes het visioen krijgt; aan het eind van hst 1 gaat hij pas de woorden van de engel opschrijven: wat er allemaal zal gebeuren..
En mijn conclusie hier is dus dat deze dingen
niet meer aan de orde zijn als de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn gekomen. De uiteindlijke beslissing is dan al gevallen.
En daar gaat het in dit slotstukje m.i. dan ook niet over.
Vandaar dat er hier nog genoemd wordt de oproep om je te bekeren en de Heer te verwachten. (Hoe zou dat nog kunnen - als de oordelen al geweest zijn en er mensen in de hel zitten, hoe kun je als Geest en bruid/gelovigen, de Heer verwachten om terug te komen? Die is dan toch allang geweest?)