Hond
In de tijd, dat je een predikant nog kon herkennen aan zijn pak met stropdas en we nog mochten roken tijdens de kerke(n)raadsvergadering, speelde het volgende:
Onze predikant, een zeer behoedzaam mens, zat de vergadering voor in een rookblauwe en warme consistorie. Op de agenda stond o.a. de voorbespreking van de zogenaamde visitatie-vragen.
We deden dus een soort generale repetitie, voordat de predikanten uit de genabuurde kerken (uit de stad) bij ons langs kwamen om de temperatuur op te nemen in onze kleine dorpskerk.
Ouderling Klaas, een rustend boer, had als één van de weinige gemeenteleden een kleuren-tv en hij was gek op voetballen.
En verder was er de laatste jaren veel ander volk binnengekomen De kerk was in een periode van ca. vijf jaar verhoudingsgewijs hard gegroeid. Relatief veel jonge stellen begonnen in ons dorp aan hun reis. Die jonge import, niet gehinderd door bescheidenheid en beïnvloed door het Maagdenhuis, eiste nadrukkelijk haar plaats op. De proefbundel, van 29 naar 40 gezangen, met haar slappe bruine kaftje maakte inmiddels haar eerste slachtoffers. Bol van ambities drongen de jongelingen ook door tot de regering der plaatselijke kerk. Het gezag van de steeds herkozen ouderlingen was nog niet tanende, maar toch, dat kaftje was een signaal.
In onze classis waren er ca. 65 vragen gedrukt beschikbaar. Eén van die vragen luidde ongeveer als volgt: “Weet de gemeente op de juiste wijze om te gaan met tv, moderne literatuur en andere vormen van communicatie?”
De voorbespreking van deze vraag bracht een levendige gedachtewisseling. Een ietwat evangelisch ingestelde ouderling/boekhandelaar wilde geen kwaad woord horen. Hij benadrukte de vormende kracht van het medium en gaf en passant door welke publicaties er onlangs verschenen waren.
Tegenover hem zat één van de steeds herkozenen. Deze man regeerde in feite de kudde, ook als er wel een (beginnend) prediker in de gemeente was. Hij had geen tv en daarmee was zijn standpunt duidelijk.
Ouderling Klaas zei gewoon, dat hij de tv een mooi ding vond.
Onze predikant, die straks bij de echte visitatie namens de raad zou antwoorden, gaf na tien minuten geharrewar een stopteken. Hij keek wat wazig naar boven en begon met de volgende vraag uit de visitatielijst.
De volgende vergadering kwamen de twee predikers uit de stad, in driedelig met kettinghorloge over de buik, voor het echte werk.
Bij de bewuste vraag prevelde onze predikant iets over een betrokken discussie binnen de raad.
Deze tactiek bleek dodelijk.
De boekhandelaar/ouderling, de constante factor-ouderling en ouderling Klaas walsten over de voorzitter heen. Iedereen deed tenslotte zijn duit in ‘t zakje. De visitatoren leken plezier te hebben; nu gebeurde er tenminste iets.
Een jonge ouderling, die tot nu toe gezwegen had, reageerde op de vergoeilijkende opmerkingen over tv-gebruik en hij zei: “Als ik ’s avonds om zeven en elf uur mijn honde-ronde door het dorp maak, zie ik ook bij onze mensen de tv aan staan”.
Ouderling Klaas antwoordde: “Ik wou dat die rothond doodging”.