quote:
LaNaussee schreef op 01 mei 2004 om 11:01:Priscilla en Aquila,
dank voor de uitleg van vers 2. Mij is alleen één ding nog niet helemaal duidelijk. Ik onderschrijf namelijk van harte dat 1 Kor 14 een betoog is over en voor de gemeente. Maar ook met jouw/jullie vetgedrukte regels lees ik voortdurend dat spreken in tongen niet voor de gemeente is, tenzij er uitleg is (zie bv vs 4, 5, 6, 13, 16 , 19). Ik bedoel hiermee niet eens zozeer te zeggen dat spreken in tongen niet voor de gemeente kan zijn, maar dat uit die verzen blijkt dat het DUS mogelijk is dat het alleen voor jezelf is, aangezien niemand er wat aan heeft als er geen uitleg bij is. Paulus gebruikt mijns inziens juist spreken in tongen en profeteren als twee voorbeelden om duidelijk te maken dat de gemeente opgebouwt moet worden. Bij profeteren is dat het geval en bij spreken in tongen vaak niet.
Het zijn
mijn vetgedrukte regels... Ik vond het opvallend dat op het moment
Paulus/de heilige Geest
aangeeft dat er opbouw voor de gemeente moet zijn, er inderdaad steeds gezegd wordt dat in tongen spreken tot
nut voor iedereen moet zijn den dus
noodzakelijk er uitleg moet wezen....Conclusie: anders spreek je voor jezelf... Dat is wat er dan staat. Dat het
dus kan voor je privegebruik, is een
volgende conclusie die er niet staat..
Wat is volgens 1 kor. 14 dan wel het
doel van het in tongen spreken?
En dat is dan gelijk
de enige tekst in de bijbel waar staat wat het doel is...
1 Kor. 14
21
In de wet staat geschreven: Door lieden van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken, en toch zullen zij naar Mij niet luisteren, zegt de Here. 22 Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen; de profetie echter is niet voor de ongelovigen, maar voor hen, die geloven.
“Tongen/talen zijn tot een teken voor de ongelovige Joden".
En dan kunt je ook nog lezen
1 Korinthe 1:22 :
“Aangezien de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken” Wanneer wij dus spreken over tekenen (waaronder tongen/talen), dan is dat volgens deze teksten dus i.v.m. over het (ongelovige) Joodse volk, en niet over de Gemeente.
Het vers van 1 Korinthe 14, waar staat “in de wet is geschreven” (vs. 21), is een verwijzing naar twee oudtestamentische profetieën.
Deut. 28:49“De Here zal tegen u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde, zoals een arend vliegt; een volk, welks spraak gij niet zult verstaan”: Jes. 28:11–13“Daarom zal Hij door belachelijke lippen, en door een andere tong tot dit volk spreken; tot wie Hij gezegd heeft: Dit is de rust, geeft de moeden rust, en dit is de verkwikking; doch zij hebben niet willen horen. Zo zal hun het woord des Heren zijn: gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig; opdat zij heengaan, en achterwaarts vallen, en verbreken, en verstrikt en gevangen worden” Als heidenen in een vreemde taal God loven, is dat het teken voor de Joden dat het heil nu
ook voor de heidenen is.
De passage in Jesaja toont aan dat God mensen tot de Joden zal laten spreken (‘tot dit volk’) door een andere tong. Toch zullen ze niet luisteren, ze zullen achterover vallen en verbreken, en verstrikt en gevangen worden (Jes. 28:13). Met andere woorden: het oordeel zal volgen. Zelf hebben ze
als volk het heil namelijk afgewezen, nu gaat het naar de heidenen. Het volk Israel wordt verstrooid. Dat zegt Jezus in Luc. 20: 20-24...
Dit verwijst naar het jaar 70 na Chr. De Joden verwierpen en doodden hun Messias, en God stuurde het oordeel door Romeinse soldaten Jeruzalem te laten verwoesten. De tongen waren voor de ongelovige Joden een teken, dat deze dingen zouden gaan gebeuren. Zij konden zich bekeren, maar deden het niet. Toen het oordeel gekomen was, was het doel van de tongen vervuld
Het doel, reden van de talen/tongen Jezus ging de grenzen van Palestina niet te buiten. Zijn evangelie was enkel bestemd voor de verloren schapen van het huis van Israël (Matth. 10:6).
Zijn dienst was bestemd voor de Joden alleen, en zonder de tegenwoordigheid van vreemdelingen. Hij had zijn discipelen de opdracht gegeven:
‘Gaat niet heen op een weg van de volken en gaat geen stad van Samaritanen binnen’ (Matth. 10:5).
Het wereldomvattend aspect van zijn leer was nog verborgen. Er was geen sprake van ‘volkeren, geslachten, naties en talen’. Niets of bijna niets in zijn woorden liet doorschemeren dat zijn werk internationale dimensies zou krijgen.
Het teken van de talen had dus nog geen reden van bestaan of van openbaarheid. Tot dusver was er geen aanleiding voor de Joden tot ergernis of jaloersheid om de gunsten bewezen aan heidenen. Op dat ogenblik was daar nog geen sprake van.
De Heer Jezus noemt slechts éénmaal het spreken in talen.
In Markus 16:17, aan het einde van zijn zending, zal Hij zeggen:
‘In nieuwe talen zullen zij spreken’ Bijzonder betekenisvol is de context, waarin Hij dit doet, nl. in de loop van de zin die voorafgaat ...
‘Gaat heen in de hele wereld’.
Wat aanleiding geeft tot het spreken in talen is het bekende ‘... aan de hele schepping’.
De nauwe grenzen, waarbinnen het kortzichtige Joodse nationalisme gevangen zat, gaan open. Maar de Heer weet dat ‘dit volk’ alles in het werk zal stellen, opdat de goede tijding niet zou verkondigd worden in andere talen.
Hij gaat daarom
het aangewezen teken, dat Hij Zelf in zijn wijsheid niet gewild heeft, en ook niet de gelegenheid had het te gebruiken,
aan ‘dit volk’ schenken door middel van zijn discipelen.
Omgekeerd, maar in volkomen harmonie met wat hierboven gezegd werd, zal het spreken in vreemde talen niet van toepassing zijn en niet gebeuren bij de geboren heidenen van Athene en Malta, waar geen hardnekkig tegenstrevende Jood van ‘dit volk’ tegenwoordig was.
Waren de Joden afwezig, dan miste dit teken ook zijn reden van bestaan. Er bestaat daartoe heden evenmin reden, daar ‘dit volk’, het Joodse, zich niet meer als tegenstander van het heil voor de wereld opstelt.