Bij h 11 begint er (evt.) een nieuw stuk waar Johannes over schrijft: de 7e engel blaast de bazuin.
Ik zou niet durven beweren dat het koningschap over de wereld is gekomen. Volgens mij is de satan nog de overste van deze wereld, kijk maar naar de actualiteiten.
Is het al de tijd om de doden te oordelen? (vs 18)?
Is de ark al zichtbaar (geweest)?
In h12 gaat het over een periode van 'tijd, tijden en een halve tijd'. Dit is een periode van 42 maanden, wat de grote verdrukking wordt genoemd, en deze moet nog komen.
M.a.w. m.i. is de satan nog in de hemel, samen met de engelen, (niet in het Vaderhuis).
In de Godfashionuitzending was er een spreker die wel beweerde dat de satan al verdreven was, vandaar deze stelling.
Openb. 11:15 En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende:
Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.
16 En de vierentwintig oudsten, die voor God op hun tronen gezeten waren, wierpen zich op hun aangezicht en aanbaden God, 17 zeggende:
Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard; 18 en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven.
19 En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel.
Openb 12:13 En toen de draak zag, dat hij op de aarde was geworpen, vervolgde hij de vrouw, die het mannelijke kind gebaard had. 14 En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen, naar haar plaats, waar zij onderhouden wordt buiten het gezicht van de slang, een tijd en tijden en een halve tijd. 15 En de slang wierp uit haar bek water achter de vrouw als een stroom, om haar door de stroom te laten medesleuren. 16 En de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg de stroom, die de draak uit zijn bek had geworpen. 17 En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 18 en hij bleef staan op het zand der zee.