9 juni 2006 alweer. Zoveel gebeurd en toch te weinig, althans dat vind ik af en toe. Ik leef drie levens in een leven, maar nog is dat soms niet genoeg.
De samenwerking met het Centre gaat nog steeds niet hoe het zou moeten zijn. Er zijn idiote dingen die steeds weer gebeuren, iedere keer weer. Vorige week maandag weer een voorbeeld. Er is polio inenting en zonder enig overleg wordt Sophie, onze laborante, bij aankomst op het Centre al opgepakt om mee te helpen met de vaccinaties. Zij wist niet dat dit ging gebeuren en wij werden ook niet op de hoogte gesteld. Jetse de hele morgen hopen op hulp die niet kwam. Ook niet iemand die even komt melden waarom ze weg is. Lekker ad hoc allemaal en heel handig als er 20 patienten zitten waar allemaal poep, pis en bloed van onderzocht moet worden. En we doen alle bepalingen met het handje hoor. Niets geen apparaten die uitslagen produceren. Niet te doen in je uppie.
Later op de dag een ontmoeting met mijn grote vriend dokter William, die Sophie dus had weggekaapt en zowaar een dagje op het Centre was, in verband met deze inentingscampagne. Er kwam een mevrouw op de poli die helemaal dubbel lag van de pijn in haar buik. Ze kon gewoon niet lopen. Ik moet toegeven dat ze niet al te lekker rook, maar dat gebeurd hier wel vaker. Dus – leve het feit dat de dokter er is - ik stuur haar door, met het verzoek haar te onderzoeken en hij weigerde gewoon! Hij zei dat iemand anders er maar moest kijken. En denk niet dat hij te druk was hoor! Hij zat gewoon achter zijn computer. En dit is niet de eerste keer! Hij is gemiddeld een dag per maand aanwezig en dan weigert hij systematisch om patienten te behandelen. Zelfs als ik ze speciaal voor hem terug liet komen – dat deed deze naïveling in het begin nog.
Verder zijn er twee verpleegkundigen die op het Centre werken en gewoon geweigerd worden door de locale bevolking zelf. Niemand komt naar de poli een van beiden dienst heeft. En zelf liggen ze liever op de bank dan dat ze werken, snauwen naar de zieken en naar hun mede collega’s en ons, sturen zieken die in het weekeinde komen naar huis om op maandag terug te komen. Iedereen die ons bezocht heeft weet wie ik bedoel. Als ik 50 mensen heb zitten voor mijn spreekkamer en er tien van meeneem naar hun onderzoekskamer voor onderzoek, komen de zieken gewoon terug wandelen. Maman, ik laat me door haar niet behandelen hoor!
We werken in totaal met vijf verpleegkundigen en met de drie anderen is dit absoluut niet het geval. Hebben zij dienst, dan werken we samen alle patienten af. Overleggen de moeilijke dingen, zullen we dit of dat onderzoeken, hoe gaan we hem behandelen, zoals het ook hoort alsje samen werkt. Patienten blij, zij blij, wij blij. Zo ook de samenwerking met de kraamafdeling, dat gaat op rolletjes en geeft ook de moed om door te gaan.
Afijn, als later in de week een van deze tegenwerkende verpleegkundigen een vrouw naar Natitingou stuurt voor een bloedtransfusie – dus de zieke 100 km voor niets wil laten reizen - dan is voor mij de maat vol. Gelukkig komt de echtgenoot van de zieke vrouw eerst bij ons vragen of wij dat ook niet kunnen doen. Jazeker, maar de eerste vraag is of het wel nodig is. Nee, dus, zo blijkt bij nader onderzoek. Ijzertabletten zullen volstaan. Dit scheelde het gezin wel een reis naar Nati van 10 EURO!
Maar ik heb hier helemaal geen zin meer in. Iedere keer maar weer afwachten wie er dienst heeft om te zien of er wordt samengewerkt of niet. Een dokter die werkelijk nooit aanwezig is en als hij er is dan weigert hij patienten aan te raken. Oke, de meeste zijn erg vies en stinken, maar dat is nu eenmaal niet anders.
Afijn, na overleg met ons eigen personeel hebben we besloten AKTIE te gaan ondernemen. De autoriteiten beloven veel, maar doen niets, dus gaan wij ook maar niets meer doen. Met ingang van donderdag 1 juni zijn we dus gesloten.
Alleen de mensen die we onder behandeling hebben voor bijvoorbeeld suikerziekte of hypertensie, kunnen terug komen voor controle en verder sturen we iedere zieke door naar het personeel van het Centre en wil hij niet door het dienstdoende personeel geholpen worden of moeten er laboresultaten geproduceert worden, dan moet de zieke maar naar de burgemeester om te vragen of die hem kan helpen. De burgemeester is – sinds de decentralisatie – de eindverantwoordelijke voor alles op het gebied van gezondheidszorg, scholing en dergelijke. Gaan ze maar eens een keer daadwerkelijk wat doen voor hun bevolking zonder dat ze er zelf geldelijk gewin bij hebben.
De burgemeester komt bij me langs, hij wil niet dat we dicht gaan. Alle vertegenwoordigers van de arrondissementen zijn bijeen geroepen. Spoedvergadering belegd. We moeten open blijven, we mogen niet sluiten. Ze gaan de problemen direct oplossen, vandaag nog. Ja jammer dan, ik vraag al 1,5 jaar om hulp en zie niets gebeuren. Ga eerst maar eens aan het werk en laat resultaten zien, als je wilt dat we blijven. Albert kan me wel bellen als het geregeld is. Hij heeft ons telefoonnummer. Je ziet hem schrikken, tjee dit is serieus.
Jetse en ik willen die donderdagochtend vroeg weg, we staan om 6 uur op, maar toch zit daar weer de hele delegatie op het terras. 5 man sterk. Niet te geloven. Of we ons niet willen bedenken. De burgemeester had er de hele nacht niet van geslapen. Nee, ik slaap er goed van zeg. We vertrekken en gaan lekker even in het niets verdwijnen. Doe jullie werk en we komen terug en gaan per direct weer open.
Willen we dit? NEE, natuurlijk niet. Maar we voelen ons gedwongen, we weten niet hoe we het anders moeten aanpakken na alle loze beloften van Jan en alleman van de afgelopen 18 maanden, waarbij de problemen ook nog – ongevraagd - gebruikt zijn in de verkiezingsstrijd, maar waabij niemand daadwerkelijk wat heeft gedaan om de situatie te verbeteren.
En we zijn hier gekomen op nadrukkelijk verzoek van de bevolking, met het verzoek en het doel de bevolking toegang te geven tot een betere gezondheidszorg, dat gaat dus gebeuren, zowaar als ik hier zit. Zij hebben gevraagd, wij hebben ja gezegd, dus houden we onze belofte. Ook al moeten er eerst allerlei onnodige drempels en obstakels overwonnen worden. Dan is niet dat maar niet anders. Nooit gezegd of gedacht dat het makkelijk zou zijn.
Nadat we drie dagen in een leuk hotel alles goed hebben doorsproken en ook eindelijk weer een keer goed uitgerust zijn, besluiten Jetse en ik door te reizen naar Cotonou. We laten de burgemeester zijn strijd in het noorden leveren. Hij hoeft niet te weten wat ik ga doen, anders stopt hij acuut omdat het toch wel geregeld gaat worden. Maar ik ga eens kijken of ze vanuit het hogere niveau niet eens spijkers met koppen kunnen slaan. Ik heb de locale autoriteiten de kans geven het zelf te regelen, zoals het hoort, maar die hebben nu 18 maanden op hun gat gezeten. Dus tijd voor hulp van boven – letterlijk en figuurlijk. De kerken bidden om geestelijke hulp van boven en ik ga andere hulp van boven zoeken.
Jetse gaat eerst mee naar Coto, om te zorgen dat ik op een fatsoenlijke plek beland waar ik me ook kan ontspannen als ik niet aan het lobbyen ben.
Ik ben echt getraumatiseerd dat merk ik toch wel duidelijk. Het jaar alleen hier heeft zijn sporen duidelijk achter gelaten. Alle problemen, niemand om mee van gedachten te wisselen, zonder mijn maatje Jetse, het heeft er veel zwaarder ingehakt dan ik ooit heb toegegeven en ik ondervind er eigenlijk nu de gevolgen van.
Nu moeten we weer gescheiden verder voor onbekende tijd. Misschien twee weken, misschien een maand, ik weet het niet. Ik weet alleen dat mijn hart zo ontzettend zeer doet. Maar Jetse moet echt terug naar Boukombe. Het project is onze verantwoording, dus hij moet aanwezig zijn om de ontwikkelingen te volgen en in geval van nood te kunnen werken, helpen, ingrijpen. En ik moet hier blijven om datgene te regelen wat geregeld moet worden. Voor een goede toekomst, voor een stabielere samenwerking, niet afhankelijk van menselijke voorkeuren. Jammer genoeg afgedwongen van bovenaf, maar op een of andere manier is er gezag nodig, anders gaat dit niet werken. Dat is inmiddels echt duidelijk.
En dan het verblijf in Cotonou. Ook dat is voor mij een groot trauma. Coto betekent eenzaamheid, grote gevechten leveren en in internetcafe’s eindeloos Franse documenten produceren en als beloning alleen slapen in een goedkoop hotelletje in een stinkend bed, in een benauwde cel waar de rioollucht langzaam binnen dringt in iedere porie van je lichaam terwijl je ligt te zweten onder een ventilator die elk moment naar beneden lijkt te donderen.
En ik reken er op hier weer voor enkele weken te zitten voordat het werkelijk goed en officieel geregeld is. Maar nee, niet meer zoals eerst. Dat is voorbij. Dat staat Jetse niet meer toe. Daarom is hij meegekomen en we vinden gelukkig een andere plek, waar we eerst ook nog twee dagen samen zijn. Dit is geen Cotonou, ik zit in een dorp en er zijn bloemen in de tuin en het is betaalbaar. 50 km om in Coto te komen iedere dag en telefonisch is het bereik erg slecht, maar dat neem ik op de koop toe.
Woensdags vertrekt Jetse weer naar Boukombe, met bus en taxi brousse. We nemen afscheid met een zwaar hart, bang voor de reis die de ander moet maken. We willen alle twee zo graag voor elkaar zorgen, elkaar beschermen. Zo goed beseffende dat je leven hier zoveel sneller voorbij kan zijn dan in NL. Een malle vrachtauto die je kontje wil kussen en het is gebeurd. Geen intensive care te bekennen. Misschien ook maar beter als dat je einde moet zijn.
Ik had de gendarmerie in Boukombe maandagavond al gebeld om dit nieuws aan Guinevievre door te geven. Gelijk wat info gekregen. Het schijnt dat ze een mars aan het organiseren zijn, vanuit de bevolking, georganiseerd door de dorpsoudsten en enkele groeperingen die absoluut willen dat we doorgaan met ons werk. Het verzoek is inmiddels ingediend bij de burgemeester. De chef van de gendarmerie wil ook dat we blijven. Hij heeft ook een brief geschreven dat hij wil dat de dokter weggaat, omdat hij alleen maar salaris boeft en niets doet.
Maar goed, de mensen die dit nu allemaal organiseren, begrijpen ook ons werk, zien iedere keer dat we echt willen samen werken, zien hoe ook wij door deze bewuste mensen behandeld worden, hoe hun bevolking wordt behandeld. Ze snappen dat naast elkaar werken nog wel vol te houden is, maar dat je het opgeeft bij eindeloze tegenwerking. En we hebben de problemen echt vele malen besproken met de bewuste personen en erover gesproken bij allerlei verantwoordelijken, maar iedereen denkt, nou het zal wel, het komt allemaal vanzelf wel goed. En iedereen is bang voor de dokter.
De bevolking wilde maanden terug al een mars houden omdat de gemeenteraad niets doet, maar dat heb ik steeds tegen gehouden. Nu doen ze maar wat ze willen, zonder mijn aanwezigheid. Ik ben lekker hier en ga doen wat ik nodig acht. Links af of rechts af, een bocht moet genomen worden, rechtdoor is afgesloten, te hoge muur.
De dorpsoudsten weten wat wij doen voor de kleine dorpen. Voor hun bevolking. Ze zijn altijd zo blij als ik kom, om voorlichting te geven, om mensen door te sturen naar het labo voor onderzoek tegen betaalbare prijs, als er kinderen geadopteerd worden, zodat ze naar school kunnen. Als er mensen zijn die al jaren een operatie nodig hebben en we nemen ze mee naar Tanquieta, dan is het hele dorp blij voor de zieke. Het voedsel en de kleding voor hun allerarmsten zonder kansen, aangedragen door de dorpsoudsten zelf. Niet uit eigen belang, maar omdat zij vinden dat deze mensen het anders niet redden. .
Het klinkt misschien gek, maar toch kan ik het evengoed prima aanvaarden, het niet met ons willen samenwerken door deze zuiderlingen. Dat is gewoon niet anders. En wat moet je ook in het noorden zoeken, bij die primitieve Somba’s als je er geen familie hebt wonen, geen binding niets en je ook niet geroepen voelt iets voor de ontwikkeling voor je land te doen.
Maar werk in vredesnaam niet tegen. Doe niet alsof we er niet zijn en stuur geen mensen voor een reis van 100 km als het labo op de hoek staat. Dit was echt niet gebeurd als het mensen van hun eigen stam waren geweest. Ik begrijp ook heel goed dat het absoluut geen tegenwerking tegen ons persoonlijk is, maar tegen het project, tegen hulp aan anderen dan hun eigen stam. Verzuiling ten top, dat is het hier nog steeds. Moet je kijken als we in hun dorp begonnen waren om hulp te bieden. Maar nogmaals, niet iedereen is zo, ze zitten er alleen jammer genoeg tussen.
Steeds weer wordt me verteld door de dorpsoudsten uit de kleine dorpen en vele anderen dat het tegenwerking tegen hun stam is, niet tegen ons blanken. Zij zijn het die geen hulp waard zijn. Zo ervaren zij het al jaren, al jaren vragen zij voor een betere gezondheidszorg en nooit ie er iets gebeurd.
Tot mijn grote verbijstering vertellen mensen van de kerk dat ze sinds 1985 hebben gebeden dat God iemand zou sturen die hen zou helpen met het gezondheidscentrum, omdat de regering het niet deed. Steeds bidden, al sinds 1985!! Vragen om iemand te sturen die bereid is hen te helpen met hun gezondheid. Dat is toch ongekend, hele bidavonden zijn er jarenlang aan gewijd. Nou en als ze hier bidden dan bidden ze Jezus van het kruis, geloof me. Met heel hun hart, ziel en zaligheid. En ze bleven maar vertrouwen houden dat God hulp zou sturen..
Nu wordt het mij zoveel meer duidelijk waarom ze mij als door God gezonden zien. Ik ga daar nooit verder op in. Maar zij zien SAB dus als door God gezonden hulp na twintig jaar bidden, omdat hulp vragen aan je regering niet helpt.
En nu wordt er al maanden gebeden voor een betere samenwerking, iedere Zondag weer, iedere bedsessie weer. En men vertrouwd erop dat deze ook komen gaat, want God gaat niet iemand van duizenden kilometers ver laten komen om weer weg te gaan.
Nou gevraagd, gezonden, gevonden, kinderdroom of innerlijke drive, you name it as you please. Maar deze dame is ook niet van plan van duizenden kilometers ver te komen om weer weg te gaan. Het leuke was dat de kerk wel vond dat we samen even weg moesten gaan, Jetse en ik. Opdat God onze weg weer helder zou verlichten en wij weer zouden zien wat we doen moeten. – have a break - En ze hebben iedere dag gebeden, echt de hele Donderdag, Vrijdag, Zaterdag en Zondag. Bij toerbeurten, ook s’avonds. Dus Guinevievre zei dan ook vol dankbaarheid: Halleluja, toen ik opbelde en vertelde dat papa woensdag naar huis kwam en maman niet eerder komt dan dat de dingen goed geregeld zijn, hetzij via Cotonou, hetzij via de burgemeester.
Afijn, ik zit hier in mijn uppie achter mijn laptopje – een tropische onweersbui raast over mijn hotelletje en ik denk aan de regens in Boukombe. We hadden ons zo verheugd op twee maanden helemaal alleen zijn, even zonder anderen in ons huis. We zijn sinds juli 2004 nog maar een keer een weekje samen geweest, echt alleen, in augustus 2005, de week voor mijn vertrek naar Nederland. Verder gedurende bijna twee jaar altijd gescheiden of met gasten in huis. Juni en juli zijn 2006 zijn voor ons samen, dat was de afspraak. We hoeven echt niet weg, maar even de avonden gewoon voor ons beiden, dat is voldoende. Blijkbaar mag dat niet zo zijn.
Juli is voor ons samen – dat beloof ik mezelf nu heel plechtig – en niemand komt daartussen. In juli ben ik weer thuis, als de echte regens bij ons in Boukombe beginnen, dat moet gewoon. We laten ons gewoon inregenen. Een maand samen zijn, met muggen, in de modder en zoals altijd met veel problemen, geen probleem, maar alleen wij beiden voor heel eventjes. Dit is toch geen gekke wens na na twee jaar? Jullie horen wel weer.
Allemaal een dikke knuffel, en voor de mensen die mijn column lezen via mamshoekje moet er even gemeld worden dat mijn column met ingang van de maand augustus daar niet meer geplaatst gaat worden. Jullie kunnen terecht op
www.aktiebenin.nlCiao
Marian