Twee gebeden: rust vinden bij God en een onschuldpsalm. Aan het eind van Psalm 7 vallen vooral de personificaties op.
Psalm 4
God, hoogste rechter, heb genade,
geef antwoord als ik bid en roep.
Ja, God geeft ruimte, Hij schept adem,
al durven jullie mij te smaden,
met jullie dwaze leugengroep.
Besef dat God mijn stem zal horen,
dat Hij voor mij genadig is:
zinloos geweld gaat snel verloren,
laat dus je woede niet ontsporen,
wees stil voor God, die heilig is.
Je moet de HEER vertrouwen geven,
breng Hem de offers die Hij wil.
“Wie geeft ons een gelukkig leven?”
— bid God dat Hij zijn licht zal geven,
dan komt het goed en word je stil.
Veel rijker dan een schuur vol koren
gaf U mij blijdschap in het hart.
Alleen nu ik bij U mag horen
kan niets mijn vredig slapen storen
al is de nacht ook diep en zwart.
Psalm 7
HEER, ik verwacht van U het leven,
mijn God, wil mij bescherming geven.
Verlos mij, ik ben vogelvrij,
mijn achtervolger jaagt op mij.
Laat wat zij willen niet gebeuren:
zij willen mij aan stukken scheuren,
zoals een hulpeloos stuk wild
waarmee een leeuw zijn honger stilt.
Als ik een misdaad heb bedreven,
ontneem mij, God, dan maar het leven;
ja, heb ik iemand iets misdaan,
geef dan mijn vijand maar ruim baan
— maar zelfs degenen die mij haatten,
heb ik niet in de steek gelaten:
maar, HEER, verdien ik deze straf,
trek dan uw handen van mij af.
God, laat uw woede nu ontbranden,
en red mij door uw sterke handen,
maak zo aan ieder volk bekend
dat U de grote Rechter bent:
kom mij in majesteit bevrijden,
mijn vijanden met macht bestrijden,
en ga daarna, voor ieders oog,
als overwinnaar weer omhoog.
De HEER is rechter van de aarde:
HEER, red mij, die uw recht bewaarde,
die met zijn onschuld voor U staat
en spreek mij vrij van al dit kwaad:
verbreek de goddeloze werken,
wil de rechtvaardige versterken!
Ja HEER, want U spreekt eerlijk recht,
U weet wie goed is en wie slecht.
Ik schuil bij God, die hulp wil geven
aan wie oprecht en trouw wil leven;
maar streng is Hij en niets ontziend
voor wie zijn woede heeft verdiend.
Wanneer je geen berouw wilt tonen,
zal hij met scherpe wapens komen,
hij legt zijn pijl aan en doorboort
met bliksems wie niet naar Hem hoort.
Al wie met Trouweloosheid paren
zullen uiteindelijk Leugen baren,
en wie een kuil graaft, valt tot straf
in ‘t zelf gegraven diepe graf:
Maar ik zal God mijn psalmen zingen,
want eerlijk zijn zijn rechtsgedingen,
ik loof Hem en bezing zijn faam:
hoog is de HEER, en groot zijn Naam.