En weer kom ik met een verhaal, omdat ik liever mensen zelf laat denken dan een kant en klaar antwoord geef. had ik geplaats onder de discussie over homosexualiteit in de GKV maar is dus weer naar mijn eigen hoekje verplaatst... hmm.. zit je toch weer in een hokje.. Hoop dat jullie de deur van dit hokje wel als open ervaren en er regelmatig langs komen.
Oma.
Op het kleine kamertje van de bejaardenflat knielt een jonge man op de grond.
In gedachten verzonken, gereedschap om hem heen.
Hij is bezig het bed van oma uit elkaar te halen, ouderwets bed met schroeven, bouten, moeren in elkaar gezet.
Morgen zou het door de Kringloopwinkel opgehaald worden; niemand uit de familie was bereid gevonden om de plaats van oma haar heen gaan te willen erven.
Oma haar plaats in de familiekring was daarvoor met te veel warmte gevuld geweest.
Al het andere was eerlijk verdeeld, pendule, sieraden, schilderijen, kleine tafel en stoelen…
Oma had aan het eind van haar leven steeds meer moeten inleveren aan ruimte, materieel bezit en gezondheid.
Oma kon het niet veel schelen, dat had ze altijd heel duidelijk gemaakt.
Deze gedachte roept een droeve glimlach op bij de jonge man. Hij kon het oma nog bijna horen zeggen:
“Hoe minder ik hier heb, hoe dichter ik bij huis ben waar ik alles heb. Dus wat kan mij het schelen wat ik hier heb, als ik maar zeker weet dat ik daar alles heb.”
Ja, de zekerheid die oma uitstraalde, met woorden, maar vooral liefde, onderstreept vervulde hem met warmte, toch ook met jaloersheid.
Het was een zekerheid die hij niet had, een zekerheid die hem zou kunnen kwetsen. Het kwetste hem niet de liefde van oma had altijd de boventoon gevoerd over welke stellige uitspraak ze ook naar voren bracht.
Zijn handen zoeken naar de juiste sleutel om de moer die niet bewegen wil tot beweging te brengen.
Hij is blij dat hij dit klusje kan doen, het geeft hem de kans hier even alleen te zijn met zijn gedachten. Zeker nu de storm in zijn leven zo tekeer ging. Nu oma er niet meer was, ook omdat zijn laatste geliefde hem na vijf jaar verlaten had en hij weer alleen was.
Oma, fel als een bosbrand, doch door liefde in een haard gehouden waar ieder zich aan warmen kon, warmen wilde.
Hij denkt terug aan die tijd, nu tien jaar geleden, dat hij als jongen van zeventien bij oma kwam, kon het thuis niet meer uithouden. De telefoon was hem vooruitgesneld, zijn vader vermoedde al dat hij naar oma, zijn moeder zou gaan.
Oma zat rustig op hem te wachten had de thee al klaarstaan, de koekjes uit de kast gepakt.
Geheimzinnig gedoe of gekonkel was niet iets waar oma zich mee bezig hield.
Toen hij met een rode kop van het harde fietsen binnen kwam, kwamen er na kus, knuffel gelijk de woorden: “Je vader heeft gebeld ik weet het probleem, maar kom laten we eerst gaan zitten met een warme kop thee, kun je even bij komen van het fietsen.”
Zwijgend hadden ze thee gedronken.
Hij had geprobeerd haar blik te ontwijken, aan de andere kant wilde hij weten of ze boos, geschokt zou kijken.
Even keek hij op van zijn kop thee, om alleen maar glimlach te zien, een knipoog te krijgen.
Na de thee had oma gevraagd of hij kon vertellen waarom hij naar haar toe gekomen was, ze had wel zijn vader, haar zoon, gesproken maar wat wilde hij haar vertellen.
Hij aarzelde, bang om nog meer te verliezen dan de liefde van zijn vader.
Oma dwong hem niet, wachtte rustig af.
Hij zocht naar de juiste woorden, ik, nou ja ik, ik word niet verliefd op meisjes.
Oma keek hem aan, geen commentaar een geduldig wachten op wat komen zal.
Oma, zo was hij weer begonnen te praten, ik ben homo, als een pistoolschot kwam het hoge woord eruit, gevolgd door nog meer woorden niet te stoppen woorden:
“Daar had ik met mijn vader ruzie over, zeker omdat ik hem vertelde dat ik al vier maanden een vaste vriend heb, ik van die jongen houd.
Pa brulde dat het niet kon dat ik zo niet opgevoed was, dat hij een man van me gemaakt had geen mietje, geen nicht.
Brulde dat Gods toorn en vuur over me uit zou worden gestort, dat deze zonde me zou verteren tot ik rotte in de hel.
Ik moest maar stoppen met die onzin en normaal gaan doen zoals een goed christelijk opgevoede jongen moest doen.
Ik moest rekening houden met het feit dat ik niet alleen op de wereld was, ik had een familie die ik door mijn zonde tot de schande van de kerk zou maken.
Als ik toch zo nodig door moest gaan met dit gedoe dan moest ik maar naar die oom gaan, die broer van me moeder die zo vrijzinnig was dat alles wat God maar verboden had, alles wat een gruwel in zijn ogen was volop toe liet in de kerk, alles bedekte onder lief en aardig doen.
Hij ging maar door oma, hij zei nog veel meer, ik weet het niet meer…”
Er was een stilte gevallen, hij weet het nog goed, had hij nu zijn vonnis van afwijzing op deze tot dan toe altijd veilige plek getekend?
Hij dwingt zijn gedachten een moment tot pauze, deze moer zou toch eens los moeten.
De gedachten aan oma, aan die tijd, laten zich echter niet zo makkelijk tegenhouden als hij op deze plek is, die zo aan oma verbonden was.
God, wat mist hij haar.
Oma ging niet gelijk in op wat hij haar vertelde, eerst had ze hem gevraagd hoe zijn moeder had gereageerd.
Hij had oma verteld dat zijn moeder alleen maar had gehuild en de naam van Jezus gemompeld had.
De reactie van oma hierop had hem verbaasd, nou dat is in ieder geval een goed begin, tranen bij het juiste adres afgeleverd. Daar zal wat mee gedaan worden.
Maar goed knul wat wil je nu van je oude oma horen?
Ik weet het niet was het enige antwoord wat hij kon bedenken, was het enige antwoord dat veilig leek.
Oma was naar voren gebogen, met een kreun, het koste haar moeite, was haar de moeite waard.
Ze tilde zijn kin op, keek recht in zijn betraande ogen gevuld met wanhoop.
Jongen, sprak oma zacht ik ga jou de waarheid vertellen, maar dan moet je wel beloven dat je blijft tot ik klaar ben, ook als je het niet leuk vind wat ik je te vertellen heb. Kun je dat?
Als een kleine jongen antwoordde hij; “Ja, oma.”
Wie zou er nee zeggen tegen oma, daar was ze echt de vrouw niet voor, zo makkelijk kwam je er niet van af.
Goed, in de eerste plaats ga ik geen oordeel vellen, niet over jou, niet over je vader, niet over je oom, of wie dan ook. Dat is iets waar je oude oma niet door God voor op deze wereld gezet is. Ik zal ook geen partij kiezen, dat kan ik niet , wil ik niet.
Op dat moment had hij opgekeken, oma sprak weer alsof ze in het heetst van een hevige strijd verwikkeld was, strijd die buiten hem, zijn probleem omging.
Laten we alles op een rij zetten had oma gezegd, jij verteld me dat je meer voelt voor jongens en niets voor meisjes als het om verliefdheid gaat. Je verteld me dat je ook al een vriend hebt. Klopt dat?
Ja, oma had hij als in fluisterende zucht geantwoord.
Nu is het moeilijke voor jou, hoe je vader hier op reageert en hoe God dan wel niet zal reageren.
Dit komt nog naast de moeilijkheden die jezelf hebt om deze gevoelens te accepteren want dit is niet van vandaag of gisteren, je worstelt hier al jaren mee tot weten sterker was dan ontkennen.
Verrast had hij opgekeken, oma hoe weet u dat ik me zo voel?
Ik ken jou en degene die jou gemaakt heeft, en dan bedoel ik niet je vader, niet je moeder, waren haar woorden als antwoord daarop geweest.
Nu zijn voor jou de harde woorden van je vader, het moeilijkst, het grootse probleem. Ik kan het zeker niet met alles wat hij gezegd heeft eens zijn.
Maar je vader heeft gelijk dat deze levenswijze een gruwel in de ogen van God is.
Volkomen gelijk.
Op dat moment voelde hij de grond onder zijn voeten wegzakken, hij was zijn oma kwijt geraakt, ze was het eens met de woorden van zijn vader, het was voorbij.
Hij stond al op om weg te gaan.
Oma pakte hem vast, je had me wat beloofd weet je nog, sprak haar stem zacht maar met grote kracht.
Ga zitten ik ben nog niet klaar.
Oma had haar armen voor de borst gekruist, één brok standvastige zekerheid.
Hij was weer de kleine jongen die niet tegen oma inging, ging weer zitten.
Maar oma had hij gefluisterd, ik voel me toch zo, kan ik het helpen, het is toch mijn geaardheid?
Oma had hem aangekeken, als iets met duizend riemen aan je vastgemaakt is, die jezelf nooit los kan maken, geen mens kan ontwarren, betekend het dan dat datgene deel van je is, of is het gewoon heel nauw aan je vastgebonden, verbonden?
Lieve jongen vervolgde oma, ik wil je niet kwetsen maar ik heb zoveel moeite met dat woord geaardheid, wat jij, net als vele anderen zo makkelijk in de mond neemt.
Je zou het wel dwaas vinden van je oude oma, maar ik geloof echt wat in de bijbel staat, en dan is dat woord geaardheid een onmogelijkheid als je het op mensen van toepassing wil laten zijn.
In de bijbel lees ik dat God dieren schiep naar hun aard, de mens vormde hij naar zijn beeld.
Door een woord schiep hij de de dieren naar hun aard, dieren hebben een geaardheid.
De mens, de mens is zo anders, is gevormd naar zijn beeld, de kroon op de Schepping, voortgekomen uit zijn handen en adem.
Als wij zeggen dat wij, mensen een geaardheid hebben dan zijn we dieren, beesten, dat kan, wil ik niet geloven, accepteren.
Als we ervan uitgaan dat we gevormd zijn door God naar zijn beeld en we zeggen dan dat homoseksualiteit een normaal verschijnsel is dan zeggen we dat homoseksualiteit deel van het beeld van God is, dat kan, wil ik niet geloven, want dan zou wat God zelf zonde noemt deel zijn van hemzelf, ik geloof niet in een zondige God….
Ik geloof in God, trouw aan zichzelf, zijn woord, plan, liefde.
Begrijp je wat ik bedoel, vroeg oma?
Hij had niet geantwoord alleen geknikt…
Wat je oom betreft ging oma verder, hij heeft denk ik wel de bel van de liefde horen klinken maar weet niet wie de klepel is.
Op dat moment had hij midden in de ernst even moet lachen, weet niet waar de klepel hangt is het oma had hij haar verbeterd.
Nee, nu niet zei oma, ik bedoel echt weet niet wie de klepel is.
Denk daar maar eens over na.
Goed, nu terug naar jou, de relatie die je hebt is een gruwel in Gods ogen, de gevoelens die je hebt zijn aan je vastgebonden met duizend riemen, geaardheid is een onmogelijkheid, maar wat moet ik nu met jou, mijn kleinzoon?
Hij voelde nu hij hier zo zat , het gereedschap om hem heen, nog de spanning van dat moment. Hij voelde nog de angst voor de volgende afwijzing.
Nog ziet hij de beelden van toen als een film voorbij komen.
Oma sprak niet meer, spreidde haar armen als uitnodiging, gesteund door de blik vol warmte in haar ogen, hij had zich als vanzelf op de grond laten zakken was in haar armen gekropen, de geur van Eu de cologne en ouderdom hadden hem als een warme deken omringt toen oma haar armen om hem sloot.
Hier denkt hij aan terug nu hij hier zo zit met het bed voor zich waar oma op gestorven is, nu hij deze als een laatste vaarwel uit elkaar aan het halen is.
Oma, was van hem blijven houden, zelf toen hij met een andere vriend ging samenwonen. Zelf toen hij de kerk liet voor wat hij was.
Ze was niet uit zichzelf teruggekomen op het gesprek.
Alleen als hij wilde praten was ze bereid geweest het gesprek voort te zetten.
Oma wist dat ze alles gezegd had wat ze had moeten zeggen, wat bleef was de liefde. Volkomen acceptatie van haar kleinzoon, met een volkomen afwijzing van de weg die hij ingeslagen was.
Vertrouwend hopend dat hij eens Jezus ontmoeten zou die alle boeien verbreken alle riemen ontwarren, losmaken kan.
Oma had poging na poging ondernomen om de brug tussen hem en zijn vader, haar zoon weer op te bouwen. Ze had veel verandering mogen zien, al was de brug nog niet af, hij werd weer getolereerd, hem accepteren was nog ver weg.
Nu is deze sterke vrouw vol van liefde er niet meer… zou ze werkelijk naar het huis zijn waar ze naar uitkeek om heen te gaan?
Hij hoopt het voor haar.
Hij zit stil, zijn handen tot rust, zijn gedachten tot stilstand gekomen, de moer is eindelijk los, één gedachte komt onverwacht uit zijn hart naar boven;
“Zou Jezus echt op oma lijken? Hij hoop het…”