Dinsdagavond in de Goede Week
Beste Philotea,
Je bracht de Kerk als gemeenschap ter sprake. Je bent al lange tijd gewend de kerk vooral te bezien als een sociale gemeenschap van mede-gelovigen aan de ene kant, en als een wat virtueel begrip anderzijds. Laten we eens bekijken hoe de Kerk zichzelf ziet. Je weet al dat de Kerk hier soms harde woorden spreekt, maar ik denk dat het goed is om eens enkele woorden die ze spreekt te laten passeren.
Als wij ons geloof belijden, spreken we over God in drie Personen en over de grote heilsfeiten. In diezelfde reeks spreken we ook over de Kerk, die één is, heilig, apostolisch en katholiek. Over haar zeggen we niet "ik geloof in..." maar "ik geloof ... de katholieke Kerk". We kunnen ons geloof niet belijden zonder deze kernachtige verwoording van onze geloofsgehoorzaamheid. In de Kerk herkennen we het mystiek Lichaam van de Heer en we erkennen haar stem als de stem van Christus. Maar wie is zij?
Wij noemen haar "ekklesia", samenkomst van gelovigen of lokale gemeenschap van gelovigen, maar ook de universele gemeenschap van gelovigen. Zij is de schaapsstal waarvan Christus de toegang is en de Herder die zijn leven geeft voor de schapen. De Kerk is onze moeder, het Jeruzalem van boven. De eerste christenen leerden dat de wereld werd geschapen met het oog op de Kerk. Clemens van Alexandrië zegt "Evenals de wil van God een handeling is en deze wereld heet, zo is zijn bedoeling het heil van de mensen en deze heet kerk." Voorafgebeeld in het Oude Testament wordt de Kerk tenslotte gevestigd door Christus op het fundament van de apostelen, met Petrus aan het hoofd. De Kerk wordt geboren uit het doorboorde hart van Christus aan het kruis.
Maar zij is ook het onvoltooide koninkrijk van Christus, in ballingschap op pelgrimstocht door de wereld, op weg naar haar voltooiing in de hemelse heerlijkheid.
De kerk is een gemeenschap met een hiërarchische structuur en het mystiek lichaam van Christus, een zichtbare vergadering en een geestelijke gemeenschap, een aardse kerk en een met hemelse gaven bedeelde kerk.
De Kerk is bruid van Christus, en wel op de meest volmaakte wijze: zij is daadwerkelijk één met Christus. De heilige Augustinus zegt: Dat is de gehele Christus, hoofd en lichaam, één geheel, bestaande uit velen (...). Of het nu het hoofd is dat spreekt, of de ledematen, het is Christus die spreekt. Hij spreekt in zijn rol van hoofd of in zijn rol van lichaam. Maar wat staat er geschreven? "Die twee zullen één vlees zijn. Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de kerk" (Ef. 5,31-32). En de Heer zelf zegt in het evangelie: "Deze twee zullen worden één vlees" (Mt. 19,6). Immers, opdat gij weet dat het hier op de een of andere manier twee personen betreft, maar daarentegen toch ook weer één, door de band van het huwelijk, spreekt Hij bij Jesaja als één persoon. Als hoofd noemt Hij zich "bruidegom", als lichaam noemt Hij zich "bruid".
Wat betekenen nu de woorden uit onze belijdenis?
De Kerk is één. Met de woorden van Clemens van Alexandrië: Wat voor een wonderlijk mysterie! Er is één Vader van het heelal, één Logos van het heel al en ook één Geest, overal dezelfde; er is ook één maagd die moeder geworden is, en ik noem haar graag de Kerk.
In haar eenheid bestaat een grote verscheidenheid. Toch kunnen wij de eenheid herkennen want zij is de band van de liefde. Maar ook in zichtbare banden is haar eenheid aangeduid:
- zij is één in de belijdenis van haar geloof, ontvangen van de apostelen
- zij is één in de gemeenschappelijke viering, vooral van de Sacramenten
- zij is één in de apostolische successie, het college van bisschoppen dat de eenheid bewaart over de eeuwen.
"Dit is de enige kerk van Christus waarover onze Verlosser na zijn verrijzenis Petrus als herder heeft aangesteld. Aan hem en de andere apostelen heeft Hij de opdracht gegeven haar te verbreiden en te besturen. Deze Kerk, als een gemeenschap gesticht en geordend in deze wereld, verwezenlijkt zich in de katholieke kerk, die bestuurd wordt door de opvolger van Petrus en de bisschoppen die met hem in gemeenschap leven" zo leert ons de Kerk.
De Kerk is heilig. Met de woorden van Paulus VI: De Kerk is dus heilig, ook al bergt zij in haar schoot zondaars; want zelf kent zij geen enkel ander leven dan dat van de genade; als haar leden waarlijk hierdoor gevoed worden, dan worden zij hierdoor geheiligd; als zij zich hieraan echter onttrekken, dan vervallen zij tot zonden en lopen zij een bezoedeling van de ziel op die haar heiligheid belemmert. Daarom lijdt de Kerk onder deze zonden en doet zij boete hiervoor, terwijl ze tegelijkertijd de macht heeft haar kinderen door het bloed van Christus en de gave van de heilige Geest hiervan te bevrijden.
de Kerk is katholiek. De Kerk leert: Tot het nieuwe volk van God zijn alle mensen geroepen. Daarom moet dit één en enig blijvend volk zich over de hele wereld en door alle eeuwen heen verspreiden, opdat zo het besluit van Gods wil verwezenlijkt wordt, die de menselijke natuur in het begin als een eenheid geschapen heeft en zijn kinderen die verstrooid waren, uiteindelijk toch weer heeft willen verzamelen. Dit kenmerk van universaliteit, dat het volk van God siert, is een gave van de Heer zelf, een gave waardoor de katholieke kerk op doeltreffende wijze en voortdurend ernaar streeft heel de mensheid met al wat zij aan goeds heeft, weer bijeen te brengen onder Christus als haar hoofd, in de eenheid van zijn Geest.
Zij is dus universeel, of "algemeen". Maar betekent dit dat iedereen die in Christus gelooft deel uit maakt van deze Kerk, dit mystiek Lichaam van Christus?
Nee, "Volledig in de kerkelijke gemeenschap ingelijfd, zijn degenen die, met de Geest van Christus begiftigd, haar gehele organisatie en al haar ingestelde heilsmiddelen aanvaarden en tevens in haar zichtbare organisatie met Christus, die haar door de opperherder en de bisschoppen bestuurt, verbonden blijven: dit zijn immers de banden van de geloofsbelijdenis, de sacramenten, het kerkelijk bestuur en de gemeenschap."
"Zij die in Christus geloven en op de juiste wijze het doopsel hebben ontvangen, bevinden zich, zij het onvolmaakt, in een zekere gemeenschap, met de katholieke Kerk."
De Kerk is tenslotte ook apostolisch. Hiermee brengen we het drievoudig fundament van de apostelen onder woorden: zij is gegrondvest op de apostelen, zij bewaart het geloof dat ons via de apostelen gegeven is, en zij wordt geleid door de apostelen door hun opvolgers die in een ononderbroken lijn van wijdingen met hen verbonden zijn. "Wie naar hen luistert, luistert naar Christus, en wie hen versmaadt, versmaadt Christus en Hem die Christus gezonden heeft."
De Kerk is door God geordend in de wereld. Zij kent een hierarchische structuur, met Christus als hoofd. Het bisschoppencollege onder leiding van de paus, opvolger van Petrus, leidt haar in de wereld. Het kerkelijk ambt is ingesteld ter steun van de Kerk en ten behoeve van haar verspreiding in de wereld:
"Hoe kan men in Hem geloven zonder van Hem te hebben gehoord? Hoe kan men van Hem horen, als niemand Hem verkondigt?" Niemand, geen enkel individu, geen enkele gemeenschap, kan aan zichzelf het evangelie verkondigen, "Het geloof ontstaat door prediking". Niemand kan zichzelf de opdracht en de zending geven het evangelie te verkondigen. De gezondene van de Heer spreekt en handelt niet op eigen gezag, maar krachtens het gezag van Christus: niet als lid van de gemeenschap, maar in naam van Christus spreekt hij tot haar. Niemand kan zichzelf de genade schenken, ze moet gegeven en aangeboden worden. Dat veronderstelt bedienaren van de genade die door Christus daartoe gemachtigd en gerechtigd zijn. Van Hem ontvangen de bisschoppen en priesters de zending en de bevoegdheid te handelen in persona Christi Capitis en de diakens de kracht het volk van God te dienen in de diaconie van de liturgie, van het Woord en van de liefde, in gemeenschap met de Bisschop en zijn presbyterium. Dit ambt waarin de gezondenen van Christus door Gods gave doen en geven wat zij uit zichzelf niet kunnen doen en geven, noemt de traditie van de kerk "sacrament". Het ambt in de kerk wordt door een eigen sacrament verleend.
Overweeg nu eens, beste Philotea, hoe deze Kerk van Christus zich verhoudt tot de geloofsgemeenschappen waarin je leeft of leefde. Probeer je te realiseren dat er geen "wij" en "zij" kan zijn, maar een "compleet lidmaatschap" en een "incompleet lidmaatschap". Nooit kan iemand je vragen te verloochenen waarnaar je verlangt, maar evenmin te verloochenen waar je tot nu toe was. Je weg vanaf hier is een ingewikkelde maar heilzame weg, de weg hiernaartoe was niet minder heilzaam. Zie je ook, dat als je de Kerk begint te zien en verstaan zoals zij is, dat dit je zicht op andere kerkelijke gemeenschappen wel moet veranderen, maar dat deze verandering niet tot uitsluiten of afzetten kan of mag leiden?
Verwijzend naar de heilige Augustinus, is het goed je te realiseren dat wie de waarheid gevonden heeft en zich een thuis heeft gevonden in het Lichaam van Christus, ooit was zoals degenen die nu nog die volle gemeenschap met Christus moeten missen. Dat moet nederig maken, en uitnodigend. Niet afwijzend en hoogmoedig.
In Christo,
rkdiak