Ik wil even terug naar de startvraag: wat was van ouds de gereformeerde visie op de preek. En hoe ziet zo'n preek er dan uit?
Het antwoord daarop zou ik willen geven in een paar stappen.
Wat een preek is, is mooi omschreven in een oude, maar wat minder bekende gereformeerde belijdenis, de tweede Zwitserse belijdenis. Die belijdenis is opgesteld door Bullinger, die in Zurich de opvolger was geworden van Zwingli.
Hierin staat: De prediking van Gods Woord is het woord van God. Daar wordt dan wel bijgezegd dat het een bevoegde predikant moet zijn, en dat die predikant ook bijbelgetrouw moet zijn.
Met deze korte uitspraak wordt bedoeld: In een (goede) preek spreekt God Zelf tot zijn gemeente. In zo'n preek komt Hijzelf de boodschap voor vandaag geven.
Nu kun je je natuurlijk afvragen: hoe weet zo'n predikant wat die boodschap is? Daarop is ook antwoord gegeven, in de vorm van een andere bekende gereformeerde uitspraak over de preek: De preek is uitleg en toepassing van de Bijbeltekst. 'Uitel en toepassing' betekent dan niet uitleg gevolgd door toepassing, je kunt het het beste weergeven als toepasselijke uitleg of uitleggende toepassing. (Het is de stijlfiguur van een hendiadys).
Een derde kenmerk van Gereformeerde preken is: De tekst wordt altijd uitgelegd binnen de contekst van de hele Bijbel. Als je dat niet doet, knip je de Bijbel op in heel veel losse stukjes, waarvan er altijd wel een paar zijn die jou leuk aanspreken.
Tenslotte nog over de diepgang van de preek. Daarover weet ik niet dat er een bekende uitdrukking bestaat, al heb ik vroeger wel altijd geleerd dat een preek diepgang moet hebben. Ik weet daarover wel twee verschillende bijbelse gegevens te noemen.
Het eerste is Hebreeën 5:11-6:3. Daar is de schrijver bezig aan een pittige uitleg van het Oude Testament, en hij zegt dan tussendoor: Dit is wel erg moeilijk voor jullie, want jullie zijn nou lang genoeg christenen om al veel meer te weten, en jullie lijken nog babyvoedsel nodig te hebben. Maar daar geef ik niet aan toe, aan ga op een pittig niveau verder.
Het andere is 1 Kor 10:1-10, waar Paulus schrijft aan een gemeente die grotendeels bestaat ui ex-heidenen die nog maar ene paar jar eerder tot geloof zijn gekomen. Hij gaat er daar vanuit dat die lange rij verwijzingen naar de Bijbelse geschiedenis die hij dara noemt, allemaal duidelijk genoeg zijn voor zijn hoorders. Test jezelf maar eens of je zo, zonder extra hulpmiddelen dan die bijbeltekst, kunt achterhalen welke geschiedenissen in Exodus en Numeri hier worden bedoeld door Paulus.
Kortom, ik denk dat een preek niveau moet hebben. Niet omdat het nu eenmaal gewoonte was dat men studeerde, maar bijvoorbeeld omdat God van ons vraagt dat we Hem liefhebben, ook met heel ons verstand. En daarom dus studeren in de Bibel. En daar dus tijd voor maken, en dat niet laten verstikken door de zorg om het dagelijks bestaan, de verleiding van de rijkdom en de aantrekkingskracht van internet en ander vermaak het woord verstikken. (Naar welke tekst verwijst dat?)