quote:
itsmetoo schreef op 16 juni 2012 om 19:35:[...]
Tot hier ga je dan goed
[...]
Maar hier is je conclusie verkeerd, naar mijn smaak.
Nee wij blijven wilde takken op de tamme boom, waar de Joden de tamme takken zijn op de tamme boom. Wij blijven vreemde eenden in de bijt die alleen maar dankzij het kruisoffer van Jezus Christus op die tamme boom geënt mogen zijn.
[...]
Ja wij zijn dus nog steeds wilde takken op een edele boom Israël.
ja natuurlijk zijn we 'wilde' (heidense) takken op de edele olijfboom, maar
wat betekent dat? Waarom zou Paulus zo'n beeldspraak gebruiken? Om aan te geven dat we allebei gered zijn? Dan is Rom.11 wel een beetje misleidend. Want als je een tak van de ene boom op de andere
ent, dan krijgt die tak vanaf dat moment z'n levenssappen van die andere boom, en de fotosynthese die de blaadjes aan de tak doen, komt ten goede aan de nieuwe boom. De tak is onderdeel van de boom geworden.
Dat is de essentie van enten: de tak wordt deel van de boom waarop hij geënt wordt. En wat betekent het gebruik van specifiek
die beeldspraak door Paulus? Dat de gelovige uit de heiden deel wordt van de edele boom, deel wordt van Israel. En wat betekent het afrukken van takken van de edele boom?
Dat ze géén deel meer zijn van de boom, maar verdorren, dood gaan. Precies zoals Paulus eerder in z'n brief al zei: niet alles van Israel is ook echt Israel. God heeft op sommige momenten in de geschiedenis maar een klein restje Israel behouden, en dat was op dat moment het 'echte Israel', ondanks dat er wellicht voor elke gelovige jood wel 100 ongelovige, afvallige, ongehoorzame, afgoden dienende joden waren!
Niet die 100 ongelovigen waren Israel (ja, biologisch gezien wel ja, maar kennelijk -- volgens o.a. Paulus -- moeten we anders kijken: niet alles dat uit Israel komt is Israel. Volgens Paulus betekent "God bewaart Israel" (Rom.9-11) "God bewaart de trouwe gelovige rest" (Rom.11:1-5).
Besef je wat er staat in Rom.11:1-5?1 Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin.
2 God heeft Zijn volk, dat Hij van tevoren kende, niet verstoten. Of weet u niet wat de Schrift zegt in de geschiedenis van Elia, hoe hij God aanspreekt over Israël en zegt:
3 Heere, Uw profeten hebben zij gedood en Uw altaren afgebroken, en ik ben alleen overgebleven. Ook staan zij mij naar het leven.
4 Maar wat zegt het Goddelijk antwoord tegen hem? Ik heb voor Mijzelf nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben.
5 Zo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel ontstaan, overeenkomstig de verkiezing van de genade. (Rom.11, HSV)
stap voor stap:
vers 1a - (refererend aan Rom.10 en eerder waar Paulus betoogd heeft dat je gered wordt door Jezus als Heer te erkennen. En verder dat Israel
niet aan dat evangelie van God gehoorzaam was, dat ze het niet begrepen hebben, onverstandig en ongehoorzaam waren). Paulus stelt de retorische vraag: Heeft God Israel (zijn volk) dan verstoten?
vers 1b - antwoord: Nee natuurlijk niet.
vers 1c - eerste argument: Kijk maar, ik, Paulus ben toch een jood?
vers 2 t/m 4 - tweede argument: God heeft z'n volk niet verstoten, want kijk maar naar de tijd van Elia. God zegt daar Zelf dat Hij maar een klein deel heeft overgelaten. (Impliciet argument: in het oude testament staat: A.) God verstoot Israel niet en B.) God verstoot wel delen van het volk en C.) God bewaart een deel van Israel). Conclusie: Als God een
deel van Israel bewaart, geldt dat als "God heeft Israel niet verstoten"[/i] !
vers 5 - Paulus kopt het argument in: Zoals toen bij Elia, zo ook nu: God heeft een klein deel bewaard en op die manier (in antwoord op vers 1) heeft Hij Israel bewaard.
Vraag jezelf eens af wat er met die andere honderdduizenden (wellicht wel een miljoen?) Israelieten gebeurd is die ten tijde van Elia de Baäl-afgod dienden? Zijn die allemaal in de hemel? Niet heel erg waarschijnlijk.
Conclusie (nogmaals) volgens Paulus: in het OT staat dat God Israel niet verstoot, en tegelijkertijd dat er op bepaalde momenten nog maar een factie (1 % o.i.d.) van de Israelieten gelooft. Dus kennelijk betekent die belofte van God
niet dat elke individuele Israeliet behouden wordt. En (zo past Paulus het toe) zo is het nu ook: Israel is niet verstoten, want er zijn joden die geloven (Paulus, de andere apostelen en vele duizenden, zie Handelingen).
-- nog maar eens de 'flow' van Paulus' betoog --
de flow van Paulus' betoog m.b.t. Israel, heidenen, belofte, geloof, etc.:
- iedereen is zondig (eerste paar hoofdstukken)
- belofte is: Gods genade komt door geloof, niet door je eigen werken
- Belofte is niet alleen voor de jood, maar ook voor de heiden (Rom.4:16)
- conceet: geen verdoemenis voor wie in Jezus Christus zijn (rom.8:1)
- Jezus heeft mensen vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood (Rom.8:2-5) omdat dat onder de Wet niet kon.
- Zij die uit het vlees (de joden onder de wet) zijn, kunnen God niet behagen (Rom.8:

.
- dit lijkt een tegenstelling en de lezer zou kunnen vragen: "maar hoe kan dat? Israel is toch verbondsvolk? Zij kregen de beloften toch?" (Rom.9:1-5). Betekent dat dan niks?
- Ja, dat is zo, maar niet iedereen uit Israel is echt Israel. Een flink deel is wel biologisch jood, maar valt niet onder de belofte. (Rom.9:6)
- de kinderen v/d belofte zijn de echte kinderen, zijn echt Israel (Rom.9:

. En die belofte is er voor alle gelovigen (Rom.4:16)
- is dat oneerlijk richting het joodse volk? (Rom.9:14ev) Nee, want God is de Schepper en bepaalt dus zelf wel wat Hij met zijn schepping doet.
- God heeft ook heidenen geroepen om bij Zijn volk te horen (Rom.9:24-25)
- God bewaart een klein deel van het joodse volk (Rom.9:27).
- Paulus is bezorgd over zijn joodse broeders (rom.10:1). Ze hebben verkeerd inzicht, ze proberen zelf rechtvaardig te worden en ze onderwerpen zich niet aan Gods gerechtigheid (Rom.10:2-3)
- deze groep joden is 'blijven hangen' in de wet, terwijl Jezus juist het einddoel v/d wet is (Rom.10:4)
- En voor dat einddoel hoef je niet hoog te klimmen of diep te duiken (Rom.10:6-11) want het is dichtbij: erken Jezus als opgestane Heer. Die belijdenis is tot zaligheid.
- en die belijdenis is hetzelfde voor heiden en jood! (Rom.10:11-13), onderbouwd met een citaat uit Joel waarbij Paulus van het aanroepen van JHWH het aanroepen van Jezus maakt!
- maar... wat als joden niet van Jezus gehoord hebben? (Rom.10:14-15)?
- nee, zegt Paulus (Rom.10:16-18). Het evangelie is nota bene de hele wereld rondgegaan, dus zeker bekend in Israel. Ze hebben het gehoord maar het werd niet geloofd.
- Ze hebben het echter niet begrepen, ze wilden het niet, ze waren onverstandig, ongehoorzaam, tegensprekend, etc.! (Rom.10:18-21) God liet zich vinden door wie Hem niet zochten, en openbaarde zich aan hen die daar niet eens om gevraagd hadden (i.e. heidenen).
- maar... (vraagt de lezer): heeft God zijn volk dan verstoten (gezien het bovenstaande?) (Rom.11:1)
- nee, er is een overblijfsel, overeenkomstig het verkiezen van God in genade (Rom.11:1-5). Net als bv. in de tijd van Elia.
- maar het is ook echt genade (Rom.11:6) want als deze joden verkozen waren omwille van de wet, dan was het verdienste, geen genade.
- Wat israel zocht, heeft het niet gekregen, maar een uitverkozen deel heeft het wel gekregen. De rest is verhard (rom.11:7-10).
- is dit verharden zonder doel? Nee: het is vanwege de heidenen (Rom.11:11-12). Door de val van de joden, komt het evangelie bij de heidenen. En daardoor zullen de joden jaloers worden. Als hun val al zo'n groot positief effect heeft gehad, hoeveel te meer zal dan de bekering van de joden een groot effect hebben!
- dan komt het op-z'n-plaats-zetten van de heidenen. Ja, Paulus had wel gezegd dat de val van de joden een doel had (evangelie naar de heidenen, 11:11-12) maar daar mogen ze niet arrogant van worden (Rom.11:13-24)
- De joden zijn de edele olijfboom. Zij zijn van oudsher het verbondsvolk. Maar er zijn takken (i.e. mensen) weggerukt (volgens rom.9:6). Deze takken zijn niet gespaard! (rom.11:21).
- God is streng over de gevallenen/weggerukten, maar goed voor de gelovigen, tenzij ze ook weggerukt worden (Rom.11:22)
- maar als de afgerukte takken niet bij hun ongeloof blijven kunnen ze er weer bij geënt worden. Als heidenen al van de wilde olijfboom (heidendom, niet Gods volk) geënt konden worden op de edele olijfboom (Gods volk), dan toch zeker takken die al edel waren en afgerukt zijn vanwege hun ongeloof! (Rom.11:23, ook Rom.9:24-25: 'Ik zal Niet-Mijn-volk noemen: Mijn volk')
- Dan onthult Paulus een mysterie (Rom.11:25): er is een verharding over Israel, totdat de gelovigen uit de heidenen 'compleet' zijn.
- En op die manier zal heel Israel zalig worden (Rom.11:26). Maar we weten dat dit allereerst niet gaat over het biologische Israel, want velen daarvan zijn nooit zalig geworden (Rom.9:6). En ook op het moment van schrijven gold dat nog steeds.
Op dit punt komen we op een lastige interpretatie kwestie. Bedoelt Paulus met 'op die manier' de manier die hij erboven geschetst heeft, namelijk dat Israel 'vol' wordt omdat er heidenen bij gevoegd worden? Dat de boom takken krijgt die er van nature niet bij hoorden? Het lijkt mij wel. Maar een andere optie is, dat Paulus bedoelt, dat er nadat het getal v/d heidenen vol is, iedereen die op dat moment jood is, zich bekeert. Het tweede zou ook goed kunnen, maar omdat Paulus verder in z'n brief ook stelt dat God zijn volk niet verlaten had, omdat er een rest over was, denk ik dat deze tweede interpretatie niet 'afgedwongen' kan worden. Paulus heeft er geen moeite mee om over het joodse volk te spreken als 'niet verstoten' (Rom.11:1-5) zoals bv. in de tijd van Elia, terwijl er toen nog geen tienduizend geredde joden over waren! Dat overblijfsel was kennelijk voldoende!
Dus ik zou zeggen, in lijn met hoe Paulus kijkt naar Israel (als een deel gelooft, heeft God zijn beloften aan het volk niet gebroken) dat hij in 11:26 bedoelt dat (een deel van) Israel zich zal bekeren en terugkomen op de edele olijf (Gods volk). Dezelfde olijfboom waar ondertussen talloze heidenen op geënt zijn. Samen één boom, net zoals in OT tijden mensen als Ruth ook al bij het volk gingen horen, erop geënt waren.
---
quote:
[...]
Waarbij de Joden hun eigen manieren behouden en wij christenen de onze. Joden hoeven geen christen te worden en christenen geen Joden, beiden worden zoals ze zijn door de HEER als 1 gezien.
Interessant begrip van bomen heb jij. In ieder geval een veel gekunstelder begrip dan iemand die gewoon uit ervaring weet dat als je een tak van een boom afhaalt, deze tak
dood gaat. En als je een tak van een boom afhaalt en op een andere boom ent, deze tak blijft leven, en onderdeel van de andere boom is geworden. Gek he, dat Paulus eigenlijk een heel domme en misleidende beeldspraak gebruikte. Hij had natuurlijk moeten zeggen: er zijn twee bomen, en God geeft ze allebei water. Maar het zijn wel twee bomen met verschillende vruchten, een andere kleur bladeren, de ene groot, de andere klein, etc. En beide worden ze behouden. Maar in plaats daarvan komt Paulus met het belachelijke verhaal van één edele boom, waar takken uit afgehouwen (dood) worden, en waar wilde takken bijgeplaatst worden. Nu vraag ik je, dat is toch hoogst verwarrend, want dat is nu precies wat veel (helaas niet alle) kerken al sinds het begin v/d jaartelling leren: "kerk = het ware Israel". Had Paulus toch iets beter op moeten letten, en niet zo'n rare schijnbeweging moeten maken.
Wonderlijk ook, dat de apostelen stellen dat er maar één naam tot behoud is
10 laat het dan bij u allen en bij heel het volk Israël bekend zijn dat door de Naam van Jezus Christus, de Nazarener, Die u gekruisigd hebt maar Die God uit de doden opgewekt heeft, dat door Hem deze man hier gezond voor u staat. 11 Deze Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is. 12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.(Hand.4)
Wellicht kun je mij uitleggen waar Petrus hier zegt dat de joden op hun heel eigen manier zalig zullen worden? Ik zie namelijk een joodse apostel die tegen zijn mede-joden zegt: er is maar één naam, en dat is de naam van Jezus. Best wel bijzonder dus, dat jij kunt claimen dat Petrus hier eigenlijk precies het tegenovergestelde zegt van wat er in Hand.4 staat geschreven.
n.b. begrijp me niet verkeerd. Ik vind het heel erg dat zoveel joden Jezus afwijzen en dus hun zaligheid afwijzen. Net zo erg vind ik het dat atheisten, moslims, Jehovah's getuigen, agnosten, Boeddhisten, animisten, Hindoes, Taoisten, etc. etc. de zaligheid afwijzen. Maar ik kan ondanks dat ik het heel erg vind, van Petrus' woorden niet het tegenovergestelde maken.