quote:
Nunc schreef op 07 augustus 2012 om 22:12:[...]Lees de vroege kerkvaders, van lang voor Nicea en andere concilies. Lees de wetenschappelijke publicaties over het Thomas- of Judas-evangelie, om te zien dat er alleen een paar
fringe figuren zijn die koste wat het kost proberen om T. en J. zo vroeg mogelijk te plaatsen, zonder echt bewijs. Zet daar de evangeliën en andere NT teksten tegenover waarvan we vrij zeker weten dat ze uit de tweede helft v/d eerste eeuw (70 na Chr.) of eerder zijn, en waarvan we manuscript-bewijs hebben vanaf tenminste begin 2e eeuw,
fe NT teksten die allemaal niet gnostisch/esoterisch zijn. De gnostiek/esoterie komt pas later, onder invloed van vermenging met Grieks denken. Kijk ook naar hoe bv. Plinius de jongere (eind eerste eeuw) de christenen beschrijft. Niet als sociaal geaccepteerde gnostici, de zoveelste variant van e.o.a. mysticisme uit het oosten of uit griekenland, maar als mensen die Jezus als God vereren, en daarvoor gedood worden.
Dus nee, ik acht de kans heel klein, dat datgene waarvan al het bewijs wijst op
'laat', er eerder was dan het orthodoxe christendom.
Maar volgens mij hebben we het hier al lang niet meer over de vraag waar de TopicStarter mee zat.
Nee, maar het lijkt me dat ik toch nog even de gelegenheid moet hebben om hierop te reageren. Ik begrijp nu ook beter wat je bedoelt. De evangeliën uit het NT zijn
op z'n vroegst 70 na Chr. ontstaan, d.w.z het Matthéüs-evangelie. De andere evangeliën zijn van latere datum. De vraag is wat daarvoor is gebeurd. Het gaat mij niet zozeer om de gnostici, als ik het over esoterische christendom heb. Weliswaar zijn de gnostici meer op een innerlijk christendom gericht dan op een uiterlijk, maar het is wel degelijk een religie met uitgebreide leerstellingen en een theologie, en dat is niet het eerste waaraan ik denk bij esoterisch christendom. 70 na Christus toen het Matthéüs-evangelie op schrift werd gesteld, wist al niemand meer wat Jezus allemaal precies gezegd en gedaan heeft (als hij überhaupt heeft bestaan, waarin ik ernstig twijfel), dus zijn rondwandelingen en uitspraken zijn grotendeels uit de lucht gegrepen. En dat geldt des te meer voor de wonderen die hij verricht zou hebben.
Wat overblijft is het basische verhaal van het evangelie. En laat dat nu net een inwijdingsverhaal zijn:
De stal, of oorspronkelijk de grot, is de baarmoeder: het onbewuste in zijn plastisch-creatieve aspect, de duistere scheppingskracht van het onbewuste, waar onder meer de krachten huizen die behoren tot de diepste gronden van de natuur in ons, en die gesymboliseerd worden door de dieren in de stal.
Het kind is het aarzelende begin van het individuatieproces. Er is een eerste verbinding tussen bewuste ik en onbewuste, de basische kracht van de natuur in de mens. Maar er moet nog heel wat gebeuren voor een volledige integratie wordt bereikt, voor de glorieuze wedergeboorte een feit is geworden.
Het leven te midden van de wereldse beslommeringen trekt het bewuste ik telkens weer weg van het contact met de onbewuste natuur en zo dreigt de kindermoord; er loert het gevaar dat het aarzelende begin weer teniet wordt gedaan. En dit op bevel van Herodes, heer van de Aarde.
De vlucht naar Egypte is de redding, het land van de innerlijke mysteriën; totdat de binding met het onbewuste zich meer gevestigd heeft.
In de woestijn is de mens op zichzelf aangewezen, dat wil zeggen: op de inhoud van het onbewuste. Later zal Jezus veertig dagen vasten in de woestijn, zich niet bezighouden met de uiterlijke wereld.
In de kabbala kennen we de barre tocht door de woestijn, van Yesod, de beeldentuin van het onbewuste, naar Tipharet, het centrum van licht en harmonie, het centrum van integratie van bewuste ik en onbewuste.
Wie de woestijn betreedt, verlaat de wereld om zich heen, maar ervaart nog niet het Zelf. Hij ervaart een wirwar van (in dat stadium) chaotische beelden vanuit het onbewuste (vanuit het innerlijke mechanisme van de natuur), zonder dat hij een houvast heeft, noch in de wereld (die hij heeft verlaten), noch in het Zelf (dat hij nog niet ervaart).
In de woestijn ontmoet de mens de Satan, de schaduw, dat wat hij in het verleden heeft verdrongen, in het bijzonder de sterke instinctieve krachten vanuit de natuur, die in het onbewuste huizen. En deze krachten betekenen nu een geweldige verleiding voor de mens. Maar hij zal er toch weerstand aan moeten bieden, wil hij (dat wil zeggen: het bewuste ik) er niet volledig door verslonden worden. De individuatie zou dan op een verkeerd spoor geraken omdat de bruidegom (het bewuste ik) zich door de bruid (het onbewuste) laat vernietigen.
Overgave aan de instinctieve kracht, de libido, houdt de belofte in van een wereld vol glitter en glamour, vol valse schoonheid. Het is de wereld van Eros, die de inwijdeling maar al te gemakkelijk kan wegleiden van het ware doel: de transfiguratie. De draak (het verslindende aspect van het onbewuste) moet overwonnen worden.
Een centrale rol in de christelijke religies spelen uiteraard het paas- en pinksterfeest. Ook hierin vinden we veel inwijdingssymboliek terug.
In het bijzonder denk ik hier aan het kruissymbool. Het kruis waarop de mens uiteengetrokken wordt in vier richtingen. Er is nog geen eenheid, de mens wordt verscheurd door de tegenstellingen in hemzelf. Het individu verkeert in een toestand van onvrijheid, van het oneens zijn met zichzelf -- een pijnlijke situatie waarin hij naar vereniging, verzoening, verlossing, genezing, heelmaking verlangt.
Er is weliswaar een nauw contact met het onbewuste, maar het Zelf is nog niet het organiserend principe dat de tegengestelde krachten in het onbewuste 'tot de orde roept' en met elkaar verzoent.
In de mysteriën wordt de held gehangen (of hangt zichzelf) aan de takken van de moederlijke boom. Hij verenigt zich in de dood met de moeder, waarna de wedergeboorte volgt.
Hij sterft, dat wil zeggen: richt zich volledig tot de innerlijke wereld, de moeder, en verenigt zich met haar, waaruit de wedergeboorte voortkomt van de nieuwe mens als eenheid van bewuste ik en onbewuste, zonder innerlijke tegenstrijdigheden.
Dus, nou ja, meer hoef ik niet te zeggen.