quote:
Het heeft te maken met het christelijke geloof.
De mens zoekt beschutting en rust voor het vlees. Dat is de aardse zegening van voorspoed en welvaart en gezondheid.
Maar de christen heeft het vlees gedood, en hij zoekt alleen de eer van God. En Hij heeft geleerd gekregen dat verdrukking voor een christen een vorm van rijkdom is, want:
1. De eigen pijn en het eigen lijden en de eigen armoede, staan in schril contrast met de heerlijkheid en redding waaraan een christen deelneemt. Die christenen, laten dus het duidelijkste zien aan de wereld hoe werkelijk`waar die heerlijkheid is waarin zij deelnemen.
2. En ten tweede mogen die christenen aan God in hun persoonlijk geloof communiceren en tonen dat zij in hun geredde staat alléén hun heil blijven vestigen op God alléén.
Het voorgaande is natuurlijk meer theorisch dan praktisch. Want de kennis en de heerlijkheid van de geest, neemt niet de realiteit weg dat het vlees trekt, en begeert, en pijn en verdrukking en armoede ook als lijden ervaart. Laat deze drinkbeker - kon het zijn - aan mij voorbijgaan, sprak zelfs Jezus, en vervolgde: maar Uw wil geschiede. En Paulus schrijft er ook indringend over, als hij zijn verlangen uitdrukt om van het vlees bevrijd te worden en in de heerlijkheid van Christus te mogen zijn.
Het spanningsveld tussen deze geestelijke zaken die alle een doorwerking hebben in werken van het vlees en vruchten van de geest, bepaalt denk ik je positie als levend mens in een levende relatie met God. Het is nooit helemaal het ene, maar altijd ook iets van het andere. Waarbij de vleselijke ellende een hulp is om tot God te komen, en de vleselijke rijkdom (en vervulde begeerte of rust), een afstand tot God schept. Want het schept rust. Terwijl de werkelijk Rust die er toe doet, de rust in Christus is.
Maar tot zover heeft het iets abstracts. Iets van theorie waar Paulus over spreekt, maar dat toch moeilijk is in de praktijk.
En dat is niet goed. Want de praktijk en theorie horen een symfonie te vormen tot eer van God en tot harmonie met je leven op aarde. En daarom dient de theorie die we leren bij Paulus, een diepte te krijgen in David. David geloofde een concreet geloof. Hij geloofde Gods inmenging in alles. En hij verwachtte zijn hulp en zijn redding concreet. En hij duidde alles om hem heen in termen van Gods eer en heerlijkheid tegenover de goddelozen. Het was niet God tegenover hem, maar God samen met hem, tegenover de goddelozen. Dat spreekt van geloof, vertrouwen, en een levende relatie. David verwachtte het bij eigen leven. Maar hij schakelde moeiteloos en naadloos door van leven naar het leven na dit leven, en hij wist dat hij de overwinning in God vooruit veiliggesteld had. Elke situatie had de eigen praktische moeiten en rijkdommen en geestelijke verdrukkingen en heerlijkheden Dat wordt een palet waarin de Geest blijft voeden, en het vlees van tijd tot tijd ook beschutting en versterking krijgt. Om hier een stukje beleving en gevoel in 'bevindelijkheid' bij te krijgen, is denk ik goed om de psalmen van David heel dicht op het hart te hebben. Als hij in verdrukking was, dan zag hij dat gelijk ook als iets dat God aanging.
Hoe dan ook, het laat onverlet dat er gebeden wordt en in het gebed uitkomst wordt gevraagd. Sinds de komst van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest, is de bemoedigende basis van christenen, dat het voor ons net als voor David, niet meer uit maakt dat we sterven en dat we lijden, want de verlossing is reeds deel van ons gemoed en ons leven. De dood is overwonnen. We mogen eten van de boom des levens, en genieten het dagelijkse manna. God verzorgt, en meer dan het dagelijkse eten hoeven wij niet te vragen. Want de moeiten van morgen bezorgen ook vruchten van de Geest.
Het is vanuit die bevrijde basis, dat een christen niet zo nodig om uitkomst in materiële betekenis bidt. De verdrukking loutert en brengt Gods eer in zijn persoonlijk geloof.
En tegelijk is er de vaststelling dat de basis een spanningsveld en een open omgeving biedt van communicatie met God. Die communicatie krijgt een persoonlijke kleur door persoonlijke gedachten. Waar de een vraagt om erbarming en een praktische uitkomst omdat het vlees moeite lijdt, vraagt de ander om nadering tot de heerlijkheid van God. Beide varianten kun je in het spanningsveld van vlees en geest op een verkeerde manier uitdrukking geven of gevoelens toekennen. "Dom" bidden is dus eigenlijk nooit sprake van als het gaat om het resultaat dat je vraagt.
Maar dom bidden bestaat wel in geestelijke zin: want het is belangrijk dat je beseft of je bidt ten dienste van het vlees (rust alhier) of te dienste van de geest (rust in Christus). Want te vaak wordt het een mengelmoesje waarbij er wel geloof is, maar waarbij het gevoel een eigen weg gaat, en zich niet zo gemakkelijk meer laat onderscheiden als vlees of geest, of iets van beide.
Maar wel een voorbeeld waaraan ik me nog wel eens stoor: Bij de voorbede wordt nogal vaak gebeden voor werking van een medicijn, of de zegening van de hand van een dokter, of de zegening van een uitslag van een onderzoek. Dat vind ik persoonlijk niet fraai; hoewel bergijpelijk. Want de weg van de wetenschap is een weg van het kennen en het weten en het vertrouwen op wat het oog ziet en het oor hoort van de wetenschap. Maar de weg van het gelovig gebed gaat rechtstreekst tot Gods troon. En daar zou ik zeker niet een voorselectie willen specificeren bij God, hoe Hij zijn zegenende hand concretiseert. Ja, het is zelfs zo dat ik voor de troon van God mij zou schamen om een expliciete voorkeur uit te spreken voor bepaalde wegen waarin de eer en de heerlijheid van God juist
niet als zodanig wordt
onderkend, en
geëerd. Zwart-wit: een ziekbed in geloofsvertrouwen is 'geestelijker' dan een genezing door een 'gezegend medicijn'. Het verschil is de communicatie en de plaats die God krijgt tegenover de wereld, en in het bijzonder binnen in je hart in je eigen geloof. In het gebed zou ik dus veeleer de vraag centraal willen zien om geestelijke bijstand, dat is inderdaad volharding c.q. uitredding in gehoorzame onderwerping aan Gods Raad en heilsweg. En bij concrete verbiddingen die bijstand vragen
onder het erkennen en beseffen in hoeverre we daarbij toch vertrouwen stellen in zaken die de mens onder controle heeft. Want de mens heeft helemaal niets onder controle. En een gelovige biddend hart, ontkoppelt zichzelf dus geheel van
alle menselijke omstandigheden. Want alleen bij God is redding en uitkomst te verwachten.
Een eenvoudig voorbeeld is dat je in het donker bent, en bidt voor een licht om in het donker te schijnen. Of dat je in het donker bidt voor batterijen voor je lamp, als die zwakker begint te schijnen. En een derde voorbeeld is dat je voor overdag bidt om (batterijen voor) een licht om beter te schijnen. Ook eenvoudige voorbeelden, maar minder eenvoudig is om te bepalen in welke situatie we bidden om iets dat we niet zien, hoewel het al in het daglicht ligt, en in welke situatie we bidden om concrete middelen, terwijl dat middel slechts een enkel voorbeeld was van die enrome hoeveelheid ana geandewerken die God kan inzetten tot genezing. Of tot heil. Door eigen beperkt zicht, kan het volop aanwezige licht soms niet gezien worden, en door eigen kleingeloof kan de verwachting van God soms héél beperkt worden.
Moraal:1) Het risico van alle stuur en beslissing overlaten aan God is dat er ook niet meer wordt gehoopt op het wonderlijke en overvloedige van Gods genade. Volhardende toenadering en verhardende verafstandiging kunnen dan ineens griezelig dicht bij elkaar blijken te liggen.
2) Het risico van berustend bidden, is dat er een vervlakking optreedt in de persoonlijke band met God. De emotie wordt dan minder diep. Het gelovige smeken omdat je alles van God verwacht, kan dan ineens griezelig dicht blijken te liggen bij ongelovige berusting dat God niets in het bijzonder zal doen.
De slotsom is dat je het niet kunt beredeneren. Je kunt wel lijnen uitzetten hoe je ermee zou moeten omgaan, maar het gebed is persoonlijke communicatie. Het is de verborgen omgang van God met zijn gunstgenoten. Daar moeten we ons niet teveel in willen mengen; want daar is specifiek de Heilige Geest voor gegeven.
Wel blijft overeind de vingerwijzing om in alles de psalmen van David dicht op het hart te houden, want dat is een zwaar onderschatte bron van geestelijke verlichting en verruiming van het zicht:
quote:
Ik ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van het geruis mijns harten. Heere! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij.
Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre. En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag listen. Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, die zijn mond niet opendoet. Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn.
Want op U, HEERE! hoop ik; Gij zult verhoren, Heere, mijn God!
Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij.
Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.
Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot. En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag.
Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet verre van mij.
Haast U tot mijn hulp, Heere, mijn heil!
David wordt verdrukt. En hij bidt om uitkomst. Maar welke uitkomst bidt hij?? Niet de lichamelijke rust, want hij kent zijn zonde en weet dat de zonde hem terecht wordt aangerekend. Maar hij bidt dat de vijanden niet wordt gegund om hem tot spot te maken. Hij bidt niet om uitkomst, maar om het behoeden voor zijn voet, dat die niet wankelt. Dat is het gebed om volharding. En in dat gebed
om volharding vraagt hij aan God om dichtbij te komen, om te haasten, om hem tot
overeindblijven tot Hulp te zijn. Zijn heil.
Ps.138:3
Ten dage, als ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt met kracht in mijn ziel. Ps.27:1
De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn? Ps 31,11
Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd.
quote:
Ps.111; "Een psalm voor Learsi"
Hallelujah! Ik zal den HEERE loven van ganser harte; In den raad en vergadering der oprechten. De werken des HEEREN zijn groot; zij worden gezocht van allen, die er lust in hebben.
Zijn doen is majesteit en heerlijkheid; en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; de HEERE is genadig en barmhartig. Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; hun gevende de erve der heidenen.
De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; al Zijn bevelen zijn getrouw. Zij zijn ondersteund voor altoos en in eeuwigheid; zijnde gedaan in waarheid en oprechtigheid. Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden; Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden; Zijn Naam is heilig en vreselijk. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; allen, die ze doen, hebben goed verstand; zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid.
Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volke bekend gemaakt; hun gevende de erve der heidenen. Ps.33; "Een psalm voor learsi"
Gij rechtvaardigen! zingt vrolijk in den HEERE; lof betaamt den oprechten. Zingt Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal. Want des HEEREN woord is recht, en al Zijn werk getrouw. Hij heeft gerechtigheid en gericht lief; de aarde is vol van de goedertierenheid des HEEREN. Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir.
De HEERE vernietigt den raad der heidenen; Hij breekt de gedachten der volken. Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht. Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft.
De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen.
Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde.
Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken.
Een koning wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet gered door grote kracht; Het paard feilt ter overwinning, en bevrijdt niet door zijn grote sterkte. Ziet, des HEEREN oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen. Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger.
Onze ziel verbeidt den HEERE; Hij is onze Hulp en ons Schild.
Want ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen. Uw goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen.
Kernwoorden:
Géén verbondsgearriveerdheid. Rechtvaardigen. Hoop. Verlossing. Blijdschap. Concrete verwachtingen. Maar wel verwachtingen tot
overeind blijven in de Heere, en tot het niet rusten in de zonde. Omdat je weet dat de rust alleen komt via de rechtvaardige weg, en ook zeker komt op des Heeren tijd. Want je weet dat God het goede met je doet. En geestelijke gearriveerdheid gebouwd op liefde alleen: dat is Heil waarin je weet deel te hebben. En wel leven met, maar geen enkel
vertrouwen stellen op de haalbaarheden en zekerheden van deze wereld. Want God alléén regeert.